| |
| |
| |
Carel Swinkels | Jeu de boules
De zeven zonen van oom Giljam zijn altijd flinke jongens geweest. Ik denk dat oom Giljam dat in de hand heeft gewerkt. Ik herinner me dat hij jarenlang een uitgeknipte foto bij zich heeft gedragen. Daarop stond Joseph Stalin, die met een duivelse grijns een hangpijp in de mond hield gedrukt van een angstige baby. Mein Sohn ist kein Bolshewist, stond op de afgeknipte rand tussen aanhalingstekens.
Oom Giljam had plezier in die foto. Toch was hij allerminst een bolsjewist. Het familiekapitaal schijnt wel eens onderhevig te zijn geweest aan schommelingen. Maar oom Giljam heeft de oude brouwerij op advies van Vader voorzien van talloze buitenlandse vindingen en omdat hij geen enkele vernedering schuwde die geld opbracht, was hij rond zijn vijftigste al een man in bonis.
De zeven zonen van oom Giljam leken allemaal een beetje op hun vader. Zij waren niet bijster groot, maar breed en boven alles overtuigd van de onovertroffen kracht van de eigen stam. Vaak waren er moeilijkheden met de studie, maar oom Giljam wist die aan de kermistafel steeds met smaak te vertellen. Meestal voegde hij eraan toe, dat het onderwijzend personeel maar eens aan het werk moest worden gezet.
- Allemaal met een schop de hei in, placht hij te zeggen. Dat zou ze goed doen die kale armoedzaaiers.
Eenmaal na zo'n kermistafel is er iets gebeurd, dat even de aandacht heeft getrokken. Wij waren bijeen met de familie van vaderszijde, naar ruwe schatting een man of vijftig. Hierin waren bressen geslagen door verder afgelegen takken: de zogenaamde vogeltjesfamilie. Zodoende werd het mogelijk dat aan de kleine tafel mee aanzat Sacha, een kind van een halfzuster van oom Giljam en vader, die eigenlijk Louise heette, maar altijd Loulou werd genoemd. Het eerste geheim dat ik van haar te weten ben gekomen, was dat zij haar haren verfde. Het is mij fluisterend verteld door de
| |
| |
vrouw van oom Giljam, tante Ada die uit Den Haag kwam en de luchthartige inslag in onze familie verfoeide. Maar daar was het chapiter Loulou niet mee afgedaan. Zij droeg ook gekleurde onderrokken met kant. En eens was zij in Parijs, ver beneden staat en stand, getrouwd met een Italiaanse artiest die Frans kon spreken, degenslikken, brandwonden belezen en opera zingen. Hij heette Fernando en vermeed onze familiebijeenkomsten als de pest.
Sacha was een kleine jongen, fijngebouwd met dik zwart haar. In de jongste jaren droeg hij mooie pakjes, meestal van zwart fluweel met paarlemoeren knoopjes en een vestje van wit piqué. Veel tantes, waarvan ik alleen Claire Hortense en Jacqueline met name wil noemen, hielden ervan Sacha te knuffelen en hem daarbij tegen de maagdelijke boezem te drukken.
Later, na de bewuste kermistafel, werd Sacha aangetroffen in de grote kippenren achter de tuin van oom Giljam. Hij zat met het hoofd rustend op de gevouwen armen. In de dubbele manchetten van zijn spierwitte overhemd bevonden zich gouden knoopjes. Vóór hem waren een aantal kippen in martelende waggelgang bezig de laatste morellen op brandewijn weg te pikken, het befaamde kermisaperitief van oom Giljam. Ik ben vergeten hoe het genoemd werd, maar het stond bij iedere kermis in grote vierkante flessen op de buitentafel onder de veranda, als een overtuigende specialiteit van het huis. Het moet een gevoelige slag zijn geweest voor de collectief gedragen familietrots, dat een kleine bleke indringer er op een verlegen middaguur een goed deel van voor de kippen bleek te hebben gegooid. Oom Laurent, die tijdens de middagslaap altijd last kreeg van hartkloppingen en steken in de lever, heeft Sacha op een van zijn met pijn doorschoten middagwandelingen aangetroffen. Hij heeft, naar hij later vaak vertelde, de gekrenkte familietrots duidelijk onder woorden gebracht. Het vreemde is dat Sacha niet schrok. Hij bleef zitten waar hij zat.
- Pardon, moet hij alleen gezegd hebben en dan echt op zijn Frans. Ik betreur het dat u zich kwaad maakt. Ik bestudeer alleen de reacties. Kippen gaan door voor domme beesten. Ik bestudeer hun reacties op alcohol.
Natuurlijk zijn er meer dingen geweest, die achteraf verdacht lijken. Sacha had succes bij de meisjes. Hij hoefde, bij wijze van spreken, maar een been in het dorp van oom Giljam te zetten, of alle dorpsschonen van rond de veertien waren plotseling in beweging.
| |
| |
Juanita van de barbier speelde een rol. Maar Rosientje, de dochter van de schatrijke leerlooier Vinol, moest men ook niet uitvlakken. Toch zei Sacha niet veel. Nooit heeft iemand gezien, dat hij zich inspande om indruk te maken. Hij liep maar en lachte eens. Bekend is dat hij in Parijs en Amsterdam naar de bioscoop was geweest, vóór zijn tiende jaar. Toen in het dorp van oom Giljam eens een film werd gedraaid in een reizende cinema, werd Sacha aangetroffen in een deskundig gesprek met de Italiaanse eigenaar. Eimert, de oudste zoon van oom Giljam, heeft erbij gestaan toen hij later tegen Juanita van de kapper zei: Naar die film moet je gaan kijken. Als jullie bier leren lopen en bewegen als die vrouw, heb je veel geleerd. En zelf heb ik oom Giljam later eens horen zeggen: Ze moeten dat ventje maar goed naar de film sturen. Dan wordt hij nog heter dan zijn vader.
Bij een volgende kermis, toen wij allen voor een week bij oom Giljam gelogeerd bleven, is er een oprechte vriendschap gegroeid tussen Sacha en Manuel, de tweede zoon van oom Giljam. Dit kwam vooral omdat wij, op aanraden van Sacha, besloten hadden een circus op te richten. Eimert werd daar directeur van, omdat hij zich bereid verklaarde de paardendressuur voor zijn rekening te nemen. Hij droeg een bijgeknipte pandjesjas van oom Giljam en had daar een koperen ketting op gedrapeerd, die ergens uit de brouwerij kwam. Ik herinner me dat zo goed, omdat ik een tijdlang paard bij hem ben geweest. Later ben ik bevorderd tot clown.
Manuel, die door zijn dikte van meet af aan bestemd was tot sterke man, moest mij bij het middel opheffen en van zich of gooien op een stapel oud papier. Dit was meestal een topnummer, omdat wij allebei uitbundig moesten lachen, zodat Manuel mééviel. Vooral dit laatste bracht het publiek tot grote geestdrift.
Er was echter nòg iets wat niemand verwacht had. Sacha ontwikkelde zich na enkele dagen tot een tweede clown van bijzondere betekenis. Zijn nummers onderscheidden zich van alle andere, doordat hij op de onverwachtste momenten dingen inlaste, die niet voorkwamen in het programma van Der Holländische Zirkus Roberta Vallentini, die op het kermisplein zijn tenten had opgeslagen en waar wij ons programma goeddeels aan ontleenden. Zo vloog op zekere dag Clemens, de derde zoon van oom Giljam, bijna in brand. Hij moest Sacha iets hardop voorlezen uit een krant. Ik zie nog heel duidelijk voor me hoe Sacha, plotseling en zonder eni- | |
| |
ge voorkennis van wie dan ook, de krant in brand stak, in duidelijke gescandeerde zinnen zeggend: De krant brengt de leugens in het land. Daarom steek ik hem in brand.
Het succes was overweldigend en Rosientje Vinol gilde als een bezetene.
Uit ons circus is niet veel meer overgebleven dan een hechte vriendschap tussen Manuel en Sacha. Ook moet er meer dan zeven gulden winst zijn gemaakt. Er zijn in dat verband nog spanningen gerezen. Eimert werd ervan verdacht ons als directeur wetens en willens te hebben opgelicht. Hij liet ons meedelen in vijf gulden en centen. Maar wij allen, Sacha, Manuel, de paarden, de acrobaten en het werkvolk wisten dat Eimert 's morgens in alle vroegte, als hij buiten het dorp de mis ging dienen bij de paters, kleine platte sigaretten rookte met een gouden mondstuk.
Het dient misschien nog ter zake op te merken, dat wij in die dagen een vergadering hebben belegd om Eimert aan de kaak te stellen. Wij kwamen in stilte bijeen in een van de fruitschuren achter de brouwerij. Het was opvallend dat alleen Clemens in de contramine was.
- Jullie zoeken Eimert, riep hij, plotseling opstaand en weglopend. Toen hij om een hoek verdwenen was riep hij schel en driftig:
- Kijk maar naar die twee rotzakken die samen vrijen.
Wij wisten allen dat Manuel en Sacha werden bedoeld. Maar niemand reageerde. Later is gebleken dat Sacha keurige kleine briefjes schreef naar de kostschool waar Manuel door het jaar verbleef. Onder de postzegel zette hij kleine woordjes, waarschijnlijk onbeduidend en welgemeend.
Pater directeur die de postzegels van alle brieven afweekte en de brieven voor alle zekerheid ook even openmaakte, heeft tante Ada, naar zij pas veel later verteld heeft, in die dagen gewaarschuwd dat hier sprake was van een gevaarlijke vriendschap.
Wij van het circus hadden een vreemde solidariteit in die dingen. Wij vonden Manuel een aardige jongen. En Sacha was de uitvinder van het circus. Er konden heel veel dingen worden uitgevonden door mensen die niet wisten wat een circus was. Maar dat liet ons koud. Manuel en Sacha hoorden bij ons. Meer dan Eimert, die alleen maar verkleed was met een jas en een ketting en verdacht werd van malversaties.
| |
| |
Oom Giljam heeft in die jaren het stamhuis laten uitbouwen en verfraaien. Hij klaagde steeds dat het om onnaspeurlijke redenen allemaal zo duur moest zijn.
- Al die lamstralen moeten eraan verdienen, zei hij. Maar niemand werkt.
Belangwekkend is dat bij het graven rond de brouwkelders grote loden kogels werden gevonden, met een middellijn van anderhalve decimeter. Oom Giljam liet die opbergen op het platform, boven de veranda, waar wij altijd zaten tijdens de kermisbijeenkomsten. Het platform was de uitbouw naar buiten van een kolossale overloop, met een balieachtig hek aan het einde. Het werd gedragen door drie zuilen, die op manshoogte versierd waren met grote ronde bloembakken. Als men op het platform aan de balie stond zag men uit over een grote tuin met fruitbomen, die in de vorm van espalieren ook tegen de muren van de oudste brouwerijgebouwen waren geplaatst. Midden door de tuin, omzoomd door gras, liep een tegelpad naar de veranda. Het was de achteringang, waar alle vertrouwde gasten gebruik van maakten. Het gold zelfs als een inbreuk op de intimiteit om door de voordeur te komen. Boven op het platform stonden witte rieten tuinstoelen. Eén zijwand werd helemaal in beslag genomen door een soort langgerekte kolenkist met aflopend deksel. Daar werden curiosa uit het verleden in bewaard. Oom Giljam had opdracht gegeven om de kogels daar ook zolang in op te bergen. Hoe alles precies gegroeid is, valt achteraf moeilijk te zeggen. Maar zeker is dat wij tijdens een opvallend hete kermis steeds stiekem naar boven slopen om daar met de loden kogels te spelen. Oom Giljam had het bij herhaling verboden en wij verheugden ons zodoende in een geheim spel, waarvan de regels van man tot man moesten worden doorgegeven. Tijdens de hoogmis op zondag, die door alle volwassenen bezocht moest worden, bereikte ons spel een hoogtepunt. Ik ben vergeten wat wij precies speelden. Eimert kende de regels en die waren ingewikkeld. Hij beweerde ze geleerd te hebben van Monsieur Bazin, de brouwmeester die uit Toulouse kwam en het spel ‘jeu de boules’ noemde. Zeker is, dat wij de loden ballen vanaf de grote tuindeuren tussen overloop en terras
naar het baliehek met spijlen rolden, waarbij volgens ingewikkelde figuren bepaalde ballen geraakt moesten worden en andere buiten spel kwamen te liggen. Om te voorkomen dat de ballen tussen de spijlen naar beneden vielen, hadden wij om de beurt de wacht aan de balie. Ik heb daar misschien niet langer gezeten dan tien minuten.
| |
| |
Maar steeds was ik doordrongen van een onheilspellende spanning. Ter zijde langs de muren van de veranda bloeiden reseda's en een zoete giftige geur maakte de lucht zwaar en benauwd. Ik hield mijn adem in om te controleren of dat ergens iets aan toe- of afdeed en was blij toen ik bemerkte dat alles hetzelfde bleef. Clemens loste mij af aan de balie, op het moment dat Manuel aan gooi kwam. Al eerder was Manuel geplaagd met het uitblijven van Sacha.
- Zijn vader, die kale Italiaanse neet, zal hem wel mee hebben naar Parijs, had Eimert gezegd. En Loulou komt hier natuurlijk uithuilen, als de kerk maar voorbij is.
Maar het ging anders. Wij waren verdiept in het spel en transpireerden zonder uitzondering. De atmosfeer was klam. Manuel bleek door zijn kracht, maar vooral door zijn handigheid onze beste speler. Hij stootte de loden kogels als knikkers. Ik stond met mijn rug tegen de balie aan het einde, toen Eimert naast mij kwam staan. Ik volgde het spel, maar zag dat Eimert lachte en met een half oog naar de tuin keek.
- Och kijk, hoorde ik hem zeggen. Daar heb je de kikvors ook.
Ik draaide mij half om, maar bleef het spel volgen. In de verte kwam Sacha aanwandelen, klein en parmantig. Hij droeg een geelachtig valies met gekleurde plaatjes erop.
- Hij draait als een meid, zei Clemens, die nog postte aan de stopplaats, maar ook met een half oog naar achter keek.
Toen Sacha halverwege was, keek hij voor het eerst omhoog. Hij zwaaide met een klein en stijfomlijnd gebaartje. Ik was de enige die terugzwaaide. Ik schaamde me daarvoor en draaide me daarom om, met de rug tegen de balie. Ik zag dat Eimert, die naast Clemens was gaan staan, onderuit naar de tuin loerde. Intussen bleef Manuel, gespannen en badend in zijn zweet, aan worp. Geen toer was hem te moeilijk. Eimert gaf steeds tijdig aan waar gestoten moest worden. Er lag één bal op twee meter afstand recht voor Clemens, waarvan wij allen dachten dat hij al veel eerder buiten spel was geraakt. Tot Eimert, plotseling en zonder dat iemand begreep waarom, de bal aanwees. Manuel wiste zich het zweet van het gezicht en stootte met kracht. Hij raakte de buitenspelbal met een droge slag. De kogel vloog met grote vaart naar Clemens, onze onfeilbare vanger in knielzit. Maar op het moment dat Clemens wilde vangen, zette Eimert plotseling en met volle kracht zijn dijbeen tegen Clemens' schouder, zodat hij viel. De kogel was toen al gepasseerd. Het spel moet mij, in al zijn absurditeit, bovenmate heb- | |
| |
ben geboeid. Want wat er gebeurde, drong pas tot mij door, toen het te laat was. Ik hoorde een hoge krijsende schreeuw. Ik keek recht omlaag en zag Sacha liggen. De kogel moet hem geraakt hebben boven op de schedel. Er liep een kegelspoor van bloed over zijn spierwitte overhemd. De city-bag van varkensleer lag ter zijde. Op het grootste plaatje stond met rode letters: Continental Air Lines. Het dichte zwarte haar was naar voren gevallen. De kleur van het gezicht was wit als papier. Wij renden als bezetenen naar beneden. Ik ben begonnen met Sacha zijn schoenen uit te trekken. Ik had dat eens ergens gelezen. Daarna hebben wij Sacha met vereende krachten naar binnen gedragen. Manuel huilde als een kind. Steeds riep hij: God, doe het alsjeblief niet. Hij streek Sacha over de bleke neus, die veel kleiner leek
geworden.
Wij legden Sacha op een logeerkamer. Eimert trok een deken over hem heen en sloot de gordijnen.
- Wij moeten wachten, zei hij, tot de hoogmis uit is. Misschien is hij dan wel beter. Donker is altijd goed voor hoofdpijn.
Toen de hoogmis uit was, was Sacha gestorven. Het hoofd lag enigszins scheef en ontspannen naar rechts. De ogen waren nog open en gebroken. Tante Ada heeft later honderden keren verteld, dat Sacha gevaar uitlokte.
- Denk maar eens aan die kippen, zei ze dan. Waar was dat nou voor nodig om kippen dure drank te voeren?
Er is ook nog een man geweest van de politie, maar die heeft oom Giljam zelf voor zijn rekening genomen.
- Het ventje zag geen gevaar, zei oom Giljam. Dat heeft hij van zijn vader gehad. Die heeft het leven ook altijd met de Franse slag genomen en zich nergens iets van aangetrokken.
De man van de politie kreeg een grote sigaar en een flinke borrel. Daarna heeft hij ons verhoord. Tante Ada had het beter gevonden, dat wij niet vertelden dat Eimert Clemens had verhinderd de kogel te vangen. Wij konden het beste zeggen dat Clemens over de bal heen was gevallen, omdat Manuel met een plotselinge en geweldige kracht de kogel had gestoten. Oom Giljam was het daar roerend mee eens.
- Wij zijn dat veldwachtersvolk dan kwijt van de deur, zei hij, en het heeft toch allemaal niets te betekenen.
Sacha is in het dorp van oom Giljam begraven.
| |
| |
Loulou en Fernando waren beiden aanwezig. Zij huilden zó dat niemand het bij hen uit heeft kunnen houden. Oom Giljam heeft later verklaard dat hij dat overdreven vond.
- Eimert, zei hij, en Clemens zijn toch altijd goed bevriend geweest met het ventje en Manuel ook. En zij hebben mee de kist gedragen en geen traan gelaten. Behalve Manu, maar die is nu eenmaal overgevoelig.
Later is er nog een bidprentje van Sacha verschenen, waar hij op staat zoals hij was: een kleine verzorgde jonge heer met een heel mooi en droevig gezicht. Zelfs oom Giljam heeft er zeven van bijbesteld voor zijn zonen.
Die hebben het trouwens best gesteld in de wereld.
De brouwerij is een n.v. geworden en Eimert sjouwt er als president-directeur nog van alles bij, net als vroeger oom Giljam, maar nu meer in het groot. Hij jaagt, naar ik hoorde, dan ook op groot wild, maar is thuis tevens een achtenswaardig voorzitter van de dierenbescherming. Clemens, die, ouder wordend, niet zo goed met Eimert overweg kon, is uit de zaak gegaan en nog voor zijn vijfentwintigste jaar weggetrokken naar Zuid-Amerika. Hij is daar nu een olieman van betekenis. Ook de jongere zonen van oom Giljam zijn uitstekend terechtgekomen in de handel.
Alleen Manuel heeft de oorlog niet overleefd. Hij is doodgeslagen in Oswiecim. Een SS-man heeft hem met een gummiknuppel de hersens ingeslagen, omdat hij zijn avondrantsoen stiekem deelde met een kleine frêle jood uit Amsterdam.
Oom Giljam heeft daar altijd over gezwegen. Hij loopt inmiddels wat gebogen. Zijn neus is scherper geworden en donkerrood.
- Vroeger, zegt hij dikwijls, had ik een foto van Stalin met zijn oudste zoon als baby. Het is jammer dat ik dat ding ben kwijtgeraakt.
|
|