De Gids. Jaargang 127(1964)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 107] [p. 107] Willem van Toorn | Vier gedichten Haarlemmermeer Zoals een man ongeveer die in een huis vol dode maar nog warme herinneringen één leeg vertrek, zonder dingen van gisteren wil bewonen, leven wij in dit lege meer: afwezig water, een bodem onder de voeten, niet meer. 's Nachts krast de wind, gekomen over ouder land, wellicht sporen van een dood gezicht, een vergane stem in het raam. Waait hij naar de slaap over resten van waterrovers, vissen in droogte gestikt ter hoogte van dit gedicht. Morgen vind ik een scherf half in de grond, gekerfd met tekens van eeuwen geleden, door geen mens meer te leven. In onze dromen later stort de dijk in, stijgt het water. [pagina 108] [p. 108] Vestiging Het eerste dat ons staat te doen, eenmaal hier aangekomen, is ons met goed fatsoen neerleggen bij de doden. Deze bij voorbeeld, genoemd met name op een grijze steen: van een heer de kleine rest na geduldig lijden. Daarna pas mogen wij wonen, dwz zekere straten dagelijks belopen, ons er maar op verlatend onder dezelfde namen 's nachts weer samen te komen. Maar nooit worden wij zo thuis in dit verzekerd huis als ginds de genoemde, zeer aangevreten meneer: als ik ons niet noteer zijn wij er al niet meer. [pagina 109] [p. 109] Dood anno 1930 voor mijn vader Mogelijk was het half negen (twee tantes zeggen later maar hun tijd kan niemand meten; zeker is: winter, avond) toen een op dood spoor gereden trein het vrolijke leven versplinterde in mijn grootvader. Hier op dit bruin portret staat hij tussen de leden van het kerkkoor, bij leven, besnord, dodelijk verlegen voor ons te kijk gezet. Winter dus en het sneeuwde of ijzelde. De lantaren waarmee hij had moeten zwaaien, rangeerder zijnde, ontglipte de vingers. De uitgegleden voeten rennen nog even. Het hoofd niet meer van half negen stroomt in een tel vol waaien van plotselinge eeuwigheden. Oom zegt dat het ook mistte, wij willen hem wel geloven. Zeker is: van grootvaders dikke horloge waren binnenste delen gebroken, zodat wij het stilstaand bewaren. [pagina 110] [p. 110] Zonder dat dit een aanwijsbare stip levert in de tijd: iemand verdraaide de wijzers, misschien even verbijsterd door zoveel verledenheid als ik, die ternauwernood woorden genoeg kan schrijven om dertig jaar te doen blijven tussen mij en die oude dood. [pagina 111] [p. 111] Avond Ademloos thuisgekomen zet ik gauw een gezin overeind in mijn ogen, alles op ware grootte: de vrouw een mens, het kind verder, dus kleiner, maar even troostend gevuld met leven. Een verwonderd deelnemen richt zich op en duurt even. Tot het huis volspringt met hoeken waaromheen juist nog benen of handen van deze en gene verdwijnen. Om uit te zoeken hoe het gebeurt, proberen wij de film stil te zetten, maar deuren naar alle vertrekken blijven ons wegscharnieren. Het kind mag er niets van weten. Gewoon aan tafel gaan, eten. Vorige Volgende