van de Jemenitische republiek, protégé van Egypte, verwikkeld in een grensoorlog met de Britten in de streek van Aden, deed ook een duit in het zakje. Hij zag in de stuwdam van Assoean een bewijs van de Arabische wedergeboorte, waaraan de Sowjet-Unie had medegewerkt. Later op de dag kwam de president van Algerije, Ben Bella, die al de gast van Chroesjtsjow was geweest in de Sowjet-Unie en nu terugkeerde uit Tsjechoslowakije. En ook hij onderstreepte wat de stuwdam betekende als symbool voor een Arabische renaissance.
Men kan achteraf betreuren, dat de Anglo-Amerikanen de gelegenheid hebben laten voorbijgaan en de kans hebben gemist, de mooie rol van Chroesjtsjow te spelen. Maar in Washington heeft men te laat ontdekt dat hulp aan de ‘niet-gebonden’ derde wereld propagandistisch lonend is. Men heeft er aan die steunverlening te veel politieke voorwaarden willen verbinden. De Britten verkeren in een bijna tragische situatie. Zij zijn de eersten geweest die ernst hebben gemaakt met de dekolonisatie, en zij hebben daarbij de conflicten en de guerrilla's vermeden waarmee Fransen, Belgen en Portugezen zijn geconfronteerd. Zij hebben gepoogd de vroegere koloniën rijp te maken voor onafhankelijkheid, hun een bevredigende economische basis te verschaffen door hen te verenigen in omvangrijke federaties, zoals in Maleisië. De protectoraten aan de Arabische kusten, van Koeweit tot Aden, zijn indertijd verlengstukken geweest van de onder voogdij geplaatste gebieden en vorstendommen van Brits-Indië. Vandaar werden zij bestuurd. Zonder Britse bescherming zouden zij na 1947 - toen India en Pakistan onafhankelijk werden - zijn opgeslorpt door Irak (dat Koeweit begeert), Saoedisch Arabië (dat aanspraak maakt op de sjeikdommen van de Perzische Golf) en door Jemen (dat de gewesten rond Aden wenst te annexeren), en er zou een einde zijn gekomen aan het voortbestaan van feodale vorstendommetjes, die slechts als archaïsche ‘enclaves’ bestaan door de steun van Groot-Brittannië. Vandaar dat de Britten daar worden beschuldigd van imperialisme, kolonialisme en het op de been houden van kleine middeleeuwse despoten.
Nu is de Egyptische revolutie wel geen spectaculair geval, maar zij heeft met de invoering van het staatskapitalisme (of staatssocialisme) een einde gemaakt aan feodale voorrechten. Niet alleen Nassers panarabisme, ook zijn antifeodalisme zijn symbolen van deze tijd. Men zou hem een soort Napoleon van de Egyptische