De Gids. Jaargang 127
(1964)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
[pagina 48]
| |
Terugblik
Dit glas
geeft mij het kind weer
dat ik was.
Maar er is niets dat ik herken:
de oogopslag,
het handgebaar,
wij lijken niet meer op elkaar.
Het kind waaruit ik ben ontstaan,
ziet mij verwijtend aan.
Het spreekt de taal die ik toen sprak
en hart en ogen spreken mee.
Maar wat het zegt versta ik niet
want wij zijn twee.
Nee, er is niets dat ik versta
en er is niets dat ik herken.
Hoe kan het zijn dat ik dit was?
Hoe kon ik worden die ik ben?
| |
[pagina 49]
| |
Ziektebeeld
I
Elk woord dat men van mij zal horen,
zal mijn eigen woord niet zijn
want ik ben als jou geboren.
Elke daad die ik bega,
zal jou aangerekend worden
omdat ik als jou besta.
II
Ik ben mijzelf vooruit,
ik ken alleen
wat niet aan mij behoort.
Behoedzaam en met schokken
draag ik mij naar mij voort.
Wat mij van mij nog scheidt,
is een metalen poort.
Die poort moet weg, er moet een Leven komen
dat ik niet langer met mij delen moet.
Ik wil volkomen in mij overstromen
en niet meer weten dat ik mij verried.
Ik zoek mij en ik vind mij niet.
Ik ben alleen een eenheid in mijn dromen
maar bij 't ontwaken splijt mijn wezen zich.
Zal hieraan eens een einde komen,
Dood is het einde niet.
|
|