[Tweede deel]
Medewerkers aan dit nummer
p.j. bouman. Geb. 1902. Hoogleraar sociologie te Groningen. Publiceerde onder meer: Rotterdam en het Duitsche achterland, 1831-1851 (dissertatie, 1931), Sociologie. Begrippen en problemen (1940), De groei van de grote werkstad (1952) en Industrieel klimaat (1961). Daarnaast vrije essays en experimenten, zoals Revolutie der eenzamen (1953), Vijfstromenland (1958) en In de ban der geschiedenis (1961).
h.c.j. duijker. Geb. 1912. Hoogleraar algemene en sociale psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Publiceerde onder meer: Extralinguale elementen in de spraak (dissertatie, 1946) en Leerboek der psychologie (met B.G. Palland en R. Vuyk, 1958).
c. van emde boas. Geb. 1904. Psychotherapeut-seksuoloog. Voornaamste publikaties: Stemmingen. Wat verzen (1926), De periodieke onvruchtbaarheid en haar beteekenis voor de regeling van het kindertal (1934), Shakespeare's sonnetten en hun verband met de travesti-double spelen (dissertatie, 1951), Abortus provocatus (1952) en Encyclopaedie der sexuele wetenschap (1952).
f.e. frenkel. Geb. 1923. Strafrechtelijk-criminologische belangstelling uit enkele jaren bijzondere rechtspleging en gewone magistratuur.
pierre kemp. Geb. 1886. Dichter. In 1953 verscheen Een bloemlezing uit zijn kleine liederen, samengesteld door Adriaan Morriën. Voornaamste bundels daarna: Engelse verfdoos (1956), Vijf families en één poederblauw (1958), Emeritaat (1959), Garden, 36, 22, 36 inches (1959) en De incomplete luisteraar. De sieraden (1961).
sophie perk. Geb. 1944. Debuteerde in de Dichtershoek van het Algemeen Handelsblad.
j.a.g. tans. Geb. 1914. Hoogleraar Franse letterkunde van de moderne tijd te Groningen. Publiceerde onder meer: Bossuet en Hollande (dissertatie, 1949), Vrijheid en voorbeschikking bij Racine (1959), Toneel en leven. Enkele beschouwingen over Anouilh (1962) en Romans lisibles et romans illisibles (1963).
simon vinkenoog. Geb. 1928. Dichtbundels van zijn hand: Wondkoorts (1950), Land zonder nacht (1952), Heren zeventien (1953), Lessen uit de nieuwe school van taboes en andere gedichten (1955), Tweespraak (met Hans Andreus, 1956), Onder (eigen) dak (1957) en Spiegelschrift-gebruikslyriek (1962).