Medewerkers aan dit nummer
wouter gortzak. Geb. 1931. Kandidaat-assistent sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam. Publiceerde artikelen over Oost-Europa in De Groene Amsterdammer, de N.R.C. en Te Elfder Ure.
alfred kossmann. Geb. 1922. Van 1943 tot 1945 in Duitse werkkampen in Straatsburg en Heidelberg. Na de oorlog werkzaam in uitgeverijen. Werd in 1922 kunstredacteur van Het Vrije Volk te Rotterdam. Verbleef in 1961 lange tijd in Griekenland. Sinds 1963 redacteur toneel en letteren van Het Vrije Volk te Amsterdam. Publiceerde de dichtbundels Het vuurwerk (1946), De bosheks (1951), Tegenspoed is niet te koop (1953), Apologie der Varkens (1954) en De veldtocht (1959); de romans De nederlaag (1950), De moord op Arend Zwigt (1952), De linkerhand (1955), De hondenplaag (1956), De bekering (1957) en De misdaad (1962); en de essays De rijmende dood (1959), Martelaar voor een dagdroom (1963) en Reislust (1963).
j.c. van schagen (mr. J.C.J. van Schagen). Geb. 1891. Tot 1942 werkzaam in overheidsdienst, sindsdien voornamelijk actief als graficus en letterkundige. Debuteerde in 1925 met de dichtbundel Narrenwijsheid. Publiceerde voorts onder meer Onderaards, Flarden van den wind (beide in 1946) en Zeeuwse reflexen (1953).
hendrik van teylingen. Geb. 1938. Studeerde Engels aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Schreef artikelen, cursiefjes en gedichten in het studentenblad Pharetra. Vertaalt sinds 1962 uit het Frans, Duits en Engels voor verschillende uitgevers.
tj.s. visser. geb. 1898. Aanvankelijk leraar wiskunde. Daarna lector tributologie aan de Universiteit van Amsterdam en hoofd van de Rijksaccountantsdienst te Amsterdam. Publiceerde onder meer de artikelenreeks 'k Hou van belasting in De Groene Amsterdammer onder het pseudoniem Tarquinius, en in boekvorm Grensgebied van recht en onrecht: belastingtarieven (1957) en de bundel schetsen Zwaluw en pijlriet (1959).
hendrik de vries. Geb. 1896. Gaf na zijn debuut De nacht (1920) een aantal dichtbundels uit die deels werden herdrukt in Nergal (1937). Voornaamste dichtbundels hierna: Atlantische balladen (1937) en Toovertuin (1946). Vertaalde poëzie bundelde hij in Spaansche volksliederen (1931), Coplas (1935), Romantische rhapsodie (1939) en Distels en aloë's van de Iberische volkspoëzie (1951).