en de gemeenschap. Dan komen waarden als goed en heilzaam, vragen omtrent geluk en heil aan de orde.’
Mij dunkt: alles heeft zijn risico: zelfs het verliefd worden, want dat kan leiden tot de geboorte van een mongooltje. Zo heeft natuurlijk ook de groei van de wetenschap haar gevaren. Doch de groei moet doorgaan; slechts behoort men afscherming te zoeken tegen de bedenkelijke gevolgen. Als het boekje deze zienswijze helpt verbreiden is het niet enkel aardig maar tevens nuttig. Aardig is het; ook ontwikkelde vrouwen kunnen het met genoegen lezen.
De groei echter moet doorgaan: de weg naar Samarkand waar Housman van dichtte, dient betreden al liggen ter weerszij van het pad de geraamten der mislukkingen en fouten. Of met een heel ander beeld: ‘Ik loop mij dood omdat ik anders val’ (Achterberg, in Cenotaaf). Wil ‘Het paradijs op aarde’ (prof. H. Baudet, 1959) ooit bereikt worden, wil de begerenswaardige toestand van een gerationaliseerde moderne industriestaat ooit werkelijkheid zijn (Günther Wollny, Die Zukunft ist anders, 1962), dan móet het wetenschapswerk der mensheid voortgang vinden. En die voortgang is verzekerd omdat het wetenschapswerk de mensheid ligt, zelfs de gehele mensheid, al is dan ‘de geest in zijn specifieke functie van natuurwetenschappelijke rede het unieke pronkstuk der Europese beschaving’ (Pos).
En nu dan Aten. Deze schrijft over natuurkunde, dus over kernfusie en kernsplijting. Van derzelver schaduw weet een ieder. Toch is Aten optimist; met een intiem citaat op blz. 64 meent hij dat de atoombom West-Europa heeft behoed voor dictatuur; maar vooral acht hij het denkbaar dat de atoombom zal blijken de oorlog onmogelijk gemaakt te hebben; wel beveelt hij snelle ontwikkeling van het economie- en politiek-onderzoek aan. Wat zal China hiervan denken?
Ik heb eens een hoogbejaarde dame horen opsommen alle vindingen uit haar levenstijd, compleet met elektra en vliegtuig en al. Maar ze eindigde, verrassend en huisvrouwelijk, met het noemen van ‘het drie-delig matras’. Een vleugje elementaire wiskunde? Hoe dat zij, moge de wetenschap worden als zo'n matras: zijde en keerzijde even goed; en veilig hanteerbaar.
tj.s. visser