De Gids. Jaargang 2(1838)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Bij den dood van een meisje. (Weep not for those.) Pleng geen tranen om hen, die in 't bloeijen der jeugd Door den sluijer van 't graf zijn ontrukt aan uw oog, Eer de zonde de bloem deed verwelken der deugd, Of eer de aard' had ontwijd, wat ontlook voor omhoog! o De bron, die verkild is door d' aêm van den Dood, Zij bevroor, even rein als zij de akkers doorvloot, En zij slaapt tot het zonlicht des hemels ze ontboeit, Tot verfrissching van 't Eden, dat ze eerst heeft besproeid! Pleng geen tranen om hen, die in 't bloeijen der jeugd Door den sluijer van 't graf zijn ontrukt aan uw oog, Eer de zonde de bloem deed verwelken der deugd, Of eer de aard' had ontwijd wat ontlook voor omhoog! [pagina 199] [p. 199] Ween om haar niet, de Bruid der vallei! noch betreur De allerliefste, aan ons midden zoo plotslings ontroofd! Eer de glansen des levens verschoten van kleur, En de krans van de liefde verdorde om heur hoofd. Ja, de stond was het toen, dat zij de aard' moest ontvliên, Zoo heur geest niet het donker der wereld zou zien; En de zang, aan heur' mond onder 't sterven ontvloôn, Werd door lippen als hare herhaald voor Gods troon. Ween om haar niet. Ze is jong naar die oorden gesneld, Waar geen kluister de zielen weêrhoudt in heur vaart; En nu ziet ze als 't gestarnte op den dauw blikt van 't veld, Met een' grimlach ter neêr op de tranen der aard'. S.J. van den Bergh. Zie Th. Moore's Sacred Songs. Vorige Volgende