J. Asz. Leeghwater.
1575-16(5?).
Hier jaeght de winthont 't wilt, hier rijt de koets uit spelen,
Men danst, men banketteert in 's Koopmans rijke buurt.
Hier lacht de goude tijt in lieve lustpriëelen,
Die voor geen oorlogh schrikt, noch kiel op klippen stuurt.
Dus zong Vondel van de Beemster; wanneer zullen wij die regelen ook op de droog gemalen Haarlemmer-meer mogen toepassen?
Veel is er, in de laatste dagen, over dit onderwerp gesproken; wanneer het bij de Leden onzer Tweede Kamer, zoo als in het Engelsche Parlement, mode was, oude Dichters aan te halen, Vondels krachtig vers, Aan den Leeuw van Hollant, had ons op nieuw in de ooren geklonken. Wij willen onderstellen, dat het onzen Lezers bekend zij, even als de naam van hem, dien wij aan het hoofd dezer regelen plaatsten. Wie toch weet niet, dat hij de eerste was, die een plan, tot droogmaking van dat meer, in het licht gaf; een plan, dat alle volgende ontwerpers van dezen arbeid ten leiddraad diende?
Zoo men echter uit de algemeene vermaardheid van den naam tot de algemeene bekendheid van het Werk besloot, gelooven wij, dat men zich bedriegen zoude. Wel werd het Haerlemmer Meerboeck van Leeghwater, in den tijd van nog geene anderhalve eeuw, elf malen herdrukt; maar de schaars voorkomende exemplaren van dit Werk vinden op iedere boekverkooping zoo gretige koopers, dat wij zeker zijn, door drie vierde onzer Lezers de vragen: ‘Hebt gij het gezien? Hebt gij het gelezen?’ ontkennend te zullen hooren