De Gids. Jaargang 2
(1838)– [tijdschrift] Gids, De– AuteursrechtvrijRebeccaas hymneGa naar voetnoot(1).
| |
[pagina t.o. 78]
| |
Rebecca en de Tempelier.
| |
[pagina 79]
| |
Des daags gleed, langs 't verbaasde land,
De wolkzuil voor der zwervren oog;
Des nachts weêrkaatste 't roode zand
De vuurzuil flikkrend van omhoog!
2.
Daar bragt de hymne lof en dank,
De woestenij prees 's Heeren naam,
En Mirjams lied smolt met den zang
Van priestren en van krijgsliên zaam!
Geen grootsche wonderteeknen nu,
Waarin Ge onz' haatren u verkondt;
De Vaadren vielen af van U,
En 't nakroost doolt verlaten rond.
3.
Toch zijt Ge ons, ongezien, nabij!
o Dat, aan voorspoeds heldren trans,
Ons die gedachte een wolkzuil zij,
Tot tempring van den valschen glans!
En waar de nacht van wederspoed
Op Juda neêrdaalt van rondom,
Gij, traag tot toorn en lang van moed,
Wees hem dáár nog ten vuurkolom!
4.
Geen harp sinds Babels rouwmisbaar,
Ze is nu der Heidnen spot en smaad;
Geen wierook, walmend van 't altaar;
Geen hand meer, die de cimbel slaat!
Maar 't was Uw woord: ‘Noch vleesch noch bloed,
Van ram en geit, noch rook noch brand,
't Verslagen hart, het rein gemoed,
Zijn mij de lieflijkste offerand'!’
Q.
|
|