De Gids. Jaargang 2
(1838)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 389]
| |
Zeeplanten of Voorlezingen uit het Noorden. Te Sneek, bij F. Holtkamp, 1837.Dat op de dorre zeekusten niet alle vegetatie ophoudt, maar hier en daar nog enkele scheuten en sprieten wassen, wie zou daarvoor de vriendelijke Natuur niet willen danken? wie de schrale uitspruitsels van een' barren grond met een oog van onvoorwaardelijke afkeuring aanzien? wie ze meêdoogenloos met den voet vertreden? Maar als nu een uwer vrienden, op een eiland wonende, eene handvol helm en wier voor u plukte en u dat onder het bezwaar van een drukkend port, alsof het zeldzame planten waren, als een geschenk toezond, wat zoudt gij er mede aanvangen? Zoudt gij ze in uw' tuin overplanten? of er uw' schoorsteenmantel mede versieren? Gij zoudt ze in een' hoek laten verwelken. Maar uw vriend, die ze u uit overgroote vooringenomenheid met zijn eiland had toegezonden, hoe zoudt ge u omtrent hem gedragen? Gij zoudt hem voor zijn' goeden wil dank zeggen; maar hem tevens verzoeken, dat hij u verder van zulke geschenken verschoone, zoo lang uw milder grond leliën en rozen draagt. --------- Val mij niet over het leelijke en onverdragelijke van dezen stijl aan. Deze voor u onverstaanbare taal is het niet voor hem, aan wien zij gerigt is. Hoe beter dan zóó te spreken met den Schrijver der Voorlezingen in de vergaderingen der Maatschappij: tot Nut van 't Algemeen, op West-Terschelling, die zich noemt Insulanus, Aankweeker der Zeeplanten uit het Noorden? Ex ungue leonem. | |
Schilderijën zonder lijsten. Schetsen en beelden van J.J. Engel, J. Mözer, Körner, Miltitz enz., verzameld door H. van der Sprong Te Amsterdam, bij J.M.E. Meijer, 1837.Goede schilderijen behoeven geene sierlijke lijsten, zegt de vertolker, en dit is even waar, als dat er schilderijen bestaan, die geenerlei soort van lijsten waardig zijn. Ongelukkig voor den Uitgever behooren die, welke de Heer Van der Sprong ons hier levert, tot de laatste klasse. Het zijn toch bijna alle onvoltooide | |
[pagina 390]
| |
schetsen en losse omtrekken, zoo als menig Schilder er in zijn Schetsboek heeft, die bestemd en geschikt zijn, om later, meer uitgewerkt, tot stoffaadje van grooter tafereelen te worden gebezigd, maar welke geen waar kunstenaar ooit voor het publiek zoude willen ten toon stellen, al waren zij tien malen genialer dan deze - spaar ons het woord. Wij hebben ons den verdrietigen arbeid getroost, wat de Heer Van der Sprong Schilderijen zonder lijsten gelieft te noemen, stuk voor stuk te bezigtigen; het had iets van eene kunstbeschouwing, door liefhebbers zonder kennis opgedrongen. Zie hier wat wij zagen: A. Ligtzinnigheid. Een stuk, dat het eerste vereischte in alle kunstwerken mist: waarheid. B. De Spinkamer. Eene situatie, die ge honderd malen gezien hebt, maar die hier slecht gekleurd is, en geest noch leven verraadt. C. Toni. Onvoltooide omtrekken zonder schaduw. D. Het Krankzinnigenhuis, een hors d'oeuvre. E. Tobias Wit. Een schetsje voor een Kinderboekje geschikt. F. De Man van Ross. Een weinig beteekenend portret. G. De Droom van Galilei, Troon en Schepter, Zedelijke voordeelen van rampen en tegenspoed. Deze kunnen niet eens voor ruwe schetsen van Stil-levens doorgaan. H. De koperen Schat. Eene niet onaardige groep uit het dagelijksch leven, die echter bij fikscher en juister omtrekken veel konde winnen. I. Geld. Onzamenhangende penseelstreken, die veel van uitroepingsteekens hebben. K. De Indiaansche Moeder. Een tafereeltje van Spaansche wreedheid in Zuid-Amerika, door anderen uitvoeriger en beter geschetst. L. De Vader, liefdebode. Zonder doel aangelegd en met beelden, die buiten hun karakter schijnen, gestoffeerd. M. De worp om het leven. Voorstelling van eene duëlgeschiedenis, die niet meer met den geest des tijds strookt. N. De Christen en de Turk. Een printje uit eene bekeeringsgeschiedenis. O. Drie jaren of het geheim. Een beproevingstafereel in den smaak van de minste van Lafontaine. P. Engelberta of Adeltrots. Eene schets, die in 1795 misschien de oogen van het publiek zou kunnen hebben tot zich trekken; doch die men, Gode zij dank! thans voor eene afdwaling van het vernuft des Schilders houden moet. R. Een theologisch Fragment. Ja, wel een fragment! De man, die zich met het inlijsten dezer stukken belast heeft, toont, behalve door de keuze zelve, door de wijze der vertaling, - want hier zou de leenspreuk tot onzin leiden, - dat hij voor eene taak van dezen aard niet berekend is: want dichterlijksche-waarde | |
[pagina 391]
| |
(bl. 70), respice linem (bl. 116), Korsaren voor Zeeroovers (bl. 169), doctrinaal voor doctoraal-geweten (bl. 244), Contraversiën voor Controversiën (bl. 261) enz., enz., enz., zijn uitdrukkingen, welke iets van de penseelstreken hebben van kladschilders en broddelaars. | |
Zee- en Landreizen van Kapitein Basil Hall, voor Nederlandsche lezers vertolkt, door J. Olivier, Jz. Twee Deelen. Amsterdam. Gebroeders Diederichs, 1837.Den Vertaler is de eer te beurt gevallen, deze vertolking der Zee- en Landreizen van den verdienstelijken Britschen Kapitein Basil Hall te mogen opdragen aan Zijne Koninklijke Hoogheid Willem Frederik Hendrik, Prins der Nederlanden, Adelborst der Eerste Klasse bij de Nederlandsche Marine enz., enz., enz. Zoowel deze vergunning als de naam van den Schrijver boezemden ons gunstige verwachtingen van dit Werk in; wij smaken het zeldzaam genoegen te mogen getuigen, dat deze ditmaal bij de lezing niet slechts niet te leur gesteld, maar zelfs overtroffen werden. Schoon bovenstaande titel aanleiding geeft tot het denkbeeld, dat de Lezer hier eene geregelde beschrijving vinden zal der reizen door den Schrijver ter zee en te land afgelegd, is dit echter het geval niet. Hetgeen hier medegedeeld wordt, zijn nagenoeg op zich zelve staande reisontmoetingen en opmerkingen, - teregtwijzingen en raadgevingen, - hoofdzakelijk ten dienste van jonge zeelieden. Betreffende de reisontmoetingen betuigt de oorspronkelijke Schr. ons, dat zij op loutere waarheid steunen. Wij erkennen gaarne, dat de opmerkingen gegrond, - de teregtwijzingen belangrijk - de raadgevingen behartigenswaardig zijn. De Gids wijst elken jeugdigen Zee-Officier tot deze Zee- en Landreizen, wèl verzekerd, dat hij er een aangenaam en nuttig Leesen Leerboek in vinden kan, tot verdere vorming voor zijne belangrijke betrekking. Met uitzondering van een enkel Hoofdstuk, (b.v. in Deel I, Over de Passaatwinden. enz.) leveren zij ook eene geschikte lectuur op voor elk ander, om hem goeden koers te doen bepalen en houden op zijne levensreis, en hier en daar wat zeemanschap te gebruiken. De Vertaler heeft zich moeite gegeven ‘aan het oorspronkelijke Werk eene Nederlandsche gedaante te geven.’ Het geheel is daardoor, naar het ons voorkomt, Engelsch-Hollandsch geworden, of liever, Kapitein Basil Hall vaart daardoor nu eens onder Engelsche, dan weder onder Nederlandsche vlag. Over het geheel is er in de vertaling gezorgd voor eenen goeden stijl. Door de hinderlijke woorden: nooit ofte nimmer en ooit of immer, schoon zij herhaalde malen gebezigd zijn, halen wij toegeeflijk de pen, en, om kort te zijn, houden wij ons niet bezig | |
[pagina 392]
| |
met aan te wijzen, wat nog op de lijst der Errata voor het 1e Deel, en op die der Drukfeilen voor het IIe Deel behoort geplaatst te worden. Een fraai titelvignet, vóór dit Werk geplaatst, pleit voor de talenten van Oosterhuis en van Senus. | |
Trekken uit het leven van Doorluchtige Vrouwen. Vrij naar het Hoogduitsch. Te 's Gravenhage bij A. Kloots 1838.Een viertal verhalen, Anna Musen, Constantia de Cezelli, Wisigarda, Koningin van Austrazië en Donna Ulrika, Koningin van Spanje betreffende, vullen dit Boekdeel van nog geen vijftien bladen druks. Indien het vloeijender in onze taal was overgebragt, zoude het op den naam van een nuttig leesboek aanspraak mogen maken. Als eene bijdrage tot de Geschiedenis der genoemde personen, beveelt het zich door belangrijke levensbijzonderheden, welke alle kenmerken van echtheid dragen, aan. Inzonderheid geldt dit omtrent Anna Musen, de edele dochter van eenen door magtige vijanden vervolgden ambtenaar van Peter de Groote, welker zeldzame moed niet alleen haren vader in zijne betrekkingen deed herstellen, maar zóó verre ging, dat zij met levensgevaar de hand des Keizers versmaadde, en zich door eene geheime en stoute vlugt aan de eere onttrok van Czarinne van Rusland te worden. Het is een uittreksel uit een Dagboek, door haren broeder nagelaten. Helaas! waarom vertrouwde de Uitgever dit Boek, dat menigen Roman verdiende te verdringen, niet aan eene bekwamer hand toe? | |
De Boertige Zangster. Nieuwe verzameling van Dichtstukjes, door J. van Oosterwijk Bruyn. Met platen. Te Amsterdam, bij G.J.A. Beijerinck.Wij schatten ons zoo gelukkig, eindelijk eens weder een' bescheiden' Schrijver, een' bescheiden' Dichter te ontmoeten, dat wij den man niet genoeg te prijzen weten. Bovendien twijfelen wij, of het nette Boeksken lof noodig hebbe; het is, zoo wij ons niet bedriegen, in aller handen. De uitvoering is allerkeurigst, en zoo de Heer V. Oosterwijk Bruijn nederig genoeg is om te erkennen, dat er niet altijd luim in zijne aardige versjes gevonden wordt, zal hij dankbaar genoeg zijn, om aan de teekenaars zijner plaatjes, den HH. Coutteau en Kaiser, de verdienste toe te kennen, dat zij hier en dáár echte luim in hunne plaatjes hebben aan den dag gelegd. Zoo wij ruimte hadden schreven wij gaarne het vers: bij het sloopen van de Haarlemmerpoort, uit, dat wij niet aarzelen in dit genre voortreffelijk te noemen.
H. Billyck moet men prijzen
Die hier wijst en zich laet wijzen
Vondel.
|
|