| |
Aanteekeningen over de Scarlatina, door Dr. J.A. Wendt, getoetst aan eigene ervaring door F. van der Breggen, Med. Doct. en Hoogleeraer te Amsterdam.
Te Amsterdam, bij J.F. Schleijer, 1836, 8o. 185 bl.
Curiosa nuturae observatio, imitatio, ut primam arti originem, ita incrementa dein dedit, dabitque porro.
Gaubius.
Hoezeer de Geneeskunde, van dien tijd af dat zij als wetenschap beoefend geworden is, steeds door het gezag der grootste mannen tot de ondervinding, als den bodem, waarop zij alleen krachtig groeijen en zich ontwikkelen kan, terug gebragt werd, zoo zijn er toch verscheidene tijdperken in hare geschiedenis, waar hare beoefenaars hunne beste krachten verspilden in het zamenweven van fijne redeneringen en kunstmatige stelsels: ijdele pogingen, om de natuur a priori te construëren! Opinionum commenta delet dies: naturae judicia confirmat.
Iedere overhaaste schrede, die wij op het gebied dezer wetenschap doen, leidt noodwendig tot dwalingen. Ten onregte beklagen wij ons over de geringe vorderingen, die onze kennis van den mensch in den gezonden en zieken toestand gemaakt heeft, wanneer wij nu reeds wenschen dit onmetelijk gebied met éénen blik te kunnen overzien. Ook in de andere natuurkundige wetenschappen is het groote streven dáárheen gerigt, de bijzondere verschijnselen naauwkeurig te onderzoeken, en uit zorgvuldig ontlede daadzaken algemeene beginselen en wetten af te leiden. Dit standpunt is het, waarop zich de Physiologie in de nieuwere tijden zoo heerlijk vertoont: men leze slechts de Werken van de uitmuntende Physiologen van onzen tijd, om zich te overtuigen, dat zij uitsluitend als wetenschap, die op ervaring gegrond is, bearbeid en gehuldigd wordt; dat zij aan zorgvuldige ontleding, aan fijnere anatomie, microscopische waarnemingen en metingen,
| |
| |
aan naauwkeurige chemische analyses, aan vivisectiën enz., al die menigvuldige daadzaken verschuldigd is, waarop zij hare redeneringen grondvest: zoodat juist die gedeelten, waar vroeger het ruimste veld voor onderstellingen en spitsvondigheden openstond, nu het rijkste zijn aan fijne en hoogst belangrijke waarnemingen en proeven: de physiologie van het zenuwstelsel is hiervan het duidelijkste bewijs. Dezelfde weg, die ons tot de kennis der verrigtingen van het menschelijk ligchaam in den gezonden toestand geleidt, moeten wij ook volgen, wanneer wij de ziekten willen leeren kennen, en de wetten, die de Natuur hier volgt, uitvorschen. Men denke slechts aan de vorderingen, die men in nieuwere tijden in het waarnemen der ziekteverschijnselen gemaakt heeft, aan het belangrijke der resultaten, die bij voorbeeld auscultatie en percussie opgeleverd hebben, aan de naauwkeurige regelen van het zieken-examen, en de zekere methode, waarmede men van de kennis der bijzondere verschijnselen tot algemeene besluiten geraakt, zoo als dit door Louis in de Mémoires de la Société d'Observation beschreven wordt. - Het was zeker het besef der hooge waarde van dit alles, dat den Hoogleeraar Suringar, bij het aanvaarden van zijnen post te Amsterdam, bezielde, toen hij tot onderwerp zijner Oratio Inauguralis dit argument verkoos: de praeclaro quod in sensibus integris et exercitatis est, praesidio ad medicinam discendam, faciendam et perficiendam. Wij zouden hier de geschiedenis der vorderingen in onze wetenschap slechts behoeven te ontvouwen: het belangrijke hoofdstuk der ontstekingen te ontleden, om het krachtdadig streven van onzen tijd naar waarheden, uit ondervinding afgeleid, aan te duiden. Wij aarzelen niet, om dezen weg als den éénig waren en zekeren te erkennen. Te vergeefs beproeft de een of andere geleerde de natuur in een kunstmatig stelsel te wringen; de ondervinding is dáár, om hunne redeneringen en theoriën te vernietigen. Zelfs de eenzijdige ontwikkeling van een der bijzondere deelen wordt aldus spoedig opgemerkt: de pathologische anatomie, welke een nieuw licht over onze wetenschap verbreidde, moge met de meest naauwkeurige trekken het plaatselijk lijden schilderen, zij toont ons alleen het stoffelijk eindresultaat van den ziektevoortgang: en wij houden ons overtuigd, wanneer wij de natuur, gedurende het leven, voet voor voet volgden, dat men te voorbarig slechts plaatselijke ziekten aangenomen heeft; iedere ziekelijke aandoening van eenig weefsel of werktuig van ons ligchaam heeft hare oorzaken, die óf eene algemeene aandoening onderstellen, óf ten minste te weeg brengen; hoezeer het localiseren der ziekten dikwijls voor onzen vorm van denken noodwendig is, vergete men niet, dat wij daarmede niet alles gezegd heb- | |
| |
ben. ‘El si quid horum,’ zegt Hippocrates, ‘in aliquam corporis partem incubuerit, plerumque inde morbus nominatur et appellationem habet.’ Het duidelijkste bewijs van het gezegde vinden wij reeds dadelijk in die classis van ziekten, waarvan eene der soorten het onderwerp van het vóór, ons liggend geschrift uitmaakt. De huidziekten vormen geenszins eene natuurlijke classis; het plaatselijk lijden in het huidorgaan moge een bestendig verschijnsel zijn, waardoor wij ze onderkennen; het vooronderstelt eene algemeene aandoening, tot welker kennis wij door het waarnemen van alle verschijnselen, die zich gedurende het beloop der ziekte vertoonen, moeten geraken. Doch hier verliest men zich zoo gemakkelijk in dwaalwegen: men wage zich hier niet, vóór men de Natuur met de uiterste naauwgezetheid ondervraagd heeft; het is niet genoeg, de ziekteverschijnselen te ontleden en te vergelijken, hun natuurlijk verband in de bijzondere gevallen op te sporen, de wezenlijke van de toevallige te schiften, met onvermoeiden ijver de lijken te onderzoeken, de ziekten onderling te vergelijken. Wij moeten ook onze kennis van de verbreiding der ziekte, der epidemiën, der oorzaken enz. trachten te volmaken. Het is een woord, den genialen Schrijver van het Boek de augmentis scientiarum waardig: ‘frustra fuerit speculum expolire, si desint imagines et plane materia idonea praeparanda est intellectui, non solum praesidia fida comparanda.’ Wij willen gaarne eenige algemeene ideeën in de ziekteleer toelaten, doch vorderen, dat deze slechts uit de ondervinding afgeleid worden; wij laken vooral de zucht van die geleerden, welke in hunne stelsels bepaalde vormen aan de ziekten toedichten, en, door redeneringen op redeneringen te stapelen, ons aan deze schepselen hunner phantasie, als aan objectief erkende vormen willen doen gelooven. Wat er tot eene goede ondervinding vereischt wordt; hoe men door ontleding der verschijnselen, die door het talent van waarneming erkend zijn, het wezen en de grondeigenschappen der ziekten leert kennen; uit de werkingen tot de oorzaken opklimt; hieruit tot de aanwijzingen van het geneesplan, tot de methode en de middelen, en bij het gebruik der middelen wederom uit de kennis der oorzaken tot de verborgene omstandigheden hunner werking besluit: dit alles heeft Zimmermann met meesterlijke trekken geschilderd.
Wij hebben gemeend, deze geloofsbelijdenis vóóraan te moeten stellen, ten einde het standpunt aan te duiden, waaruit wij de aanteekeningen over de Scarlatina van Wendt, met de daarbij gevoegde aanmerkingen van Prof. Van der Breggen, wilden beoordeelen. Wij gaan nu tot de ontleding van den inhoud van het Boek over.
| |
| |
Het stuk van Wendt maakt een deel uit van zijn Werk: die Kinderkrankheiten systematisch dargestellt von Dr. Johann Wendt, waarvan de derde uitgave, met de waarnemingen van den laatsten tijd vermeerderd, in 1835 het licht zag. Tot de ziekten der tweede periode van het kinderlijke leven brengt hij onder andere: de exanthemata acuta en de Phlegmasiae cutis; onder het laatste hoofd behandelt hij de Scarlatina, Rubeola en Essera (Porzellanfriesel).
De Schrijver begint met de definitio morbi, waarin hij de Scarlatina als eene ontsteking der huid en derzelver voortzettingen bepaalt. Met een enkel woord spreekt hij over de geschiedenis der ziekte. Hierna beschrijft hij het beloop der verschijnselen volgens de drie stadia (opportunitatis, efflorescentiae, desquamationis); de afwijking van den gewonen regel in den loop en in de verschijnselen; de vormen van Sc., die men pleegt aan te nemen, te weten: de ontstekingaardige (Sc. vera), de zenuwachtige (Sc. typhodes), de rotachtige, de gierstaardige, de Sc. zonder uitslag (Sc. decolor sive sine exanthemate). Hij behoudt zich evenwel voor, nader op het ongegronde dezer rangschikking en het weifelende der begrippen over de Sc. terug te komen. Hij stelt dadelijk de ontstekingaardige Sc. als den éénigen vorm, die werkelijk in de natuur aanwezig is, en in de ondervinding aangewezen kan worden. De mogelijkheid van eene tweede besmetting van Sc. bij denzelfden persoon, wordt door W. aangenomen. De oorzaken worden onder drie hoofden behandeld, namelijk: de bevorderende, de gelegenheidgevende (waar het miasma en het contagium beide erkend worden) en de voorwaardelijke: bij deze laatste, weidt hij weder uit over de ware ontstekingaardige natuur dezer ziekte. De rigting van de Sc. naar de hersenen ligt in haren aard, en is van de meer hevige vormen onafscheidbaar; deze gevaarlijke aandoening van het sensorium ontstaat niet alléén uit de hevigheid der ontstekingaardige diathesis. De prognose, gegrond op eene juiste kennis der ziekte, wordt afgeleid: uit de hevigheid der koorts, uit de typheuse rigting derzelve, uit het putride karakter; uit den toestand der keel, en den staat van deze ontsteking; uit den aard en de uitbreiding, het verdwijnen en wankleurig worden van de huidontsteking. De Sc. miliaris geeft eenen hoogen graad van ontsteking te kennen. Nu volgen nog nadere omstandigheden, die men bij de voorzegging in aanmerking moet nemen, en die deels tot den zieken en den ziektevorm zelve, deels tot omstandigheden buiten dezelve behooren. De uitgangen der ziekte zijn: verdeeling, zuchtige zwelling der huid, en eene volkomene ontwikkeling van anasarca. Slechts zelden ontstaan etterverzamelingen onder de huid: doch des te veelvuldiger zijn abscessen, althans in de hersenvliezen. Uit verwaarloosde ontsteking ontstaan metastatische
| |
| |
parotitides en andere klieraanzwellingen. De angina membranacea post Scarlatinam, (altijd als een ontstekingaardige met een overwigt der plasticiteit verbonden congestieve toestand te beschouwen) ontstaat meer uit de werking van nieuwe schadelijke invloeden. De overgang in eenen status nervosus is op zich zelven niets dan het treurige uiteinde van den hoogsten ontstekingaardigen toestand. De éénige hoop is hier in de antiphlogistische behandeling; hoewel deze toestand dikwijls uit eene verkeerde geneeswijze voortspruit, is het evenwel niet te ontkennen, dat het door eene eigendommelijke boosaardigheid en het onbedwingbaar snel toenemende dezer diathesis, zelfs bij eene doelmatige behandeling der ziekte, tot dit uiteinde komen kan. Hierna volgen nog eenige bijzondere punten der prognosis, waarvan wij alleen de volgende vermelden: de Scarlatina, die zonder duidelijke sporen van besmetting uitbreekt, geeft eene ongunstiger voorzegging dan die, welke, voornamelijk bij kinderen, van den een' op den anderen overgaat. De besmetting van kinderen op volwassenen overgedragen, is ongunstiger dan het omgekeerde. De voortdurende angina, bij vermindering der huidontsteking, is eene ongunstige omstandigheid; sterke ontsteking der membrana Schneideriana laat eene dreigende hersenaandoening vreezen. De verschijnselen van exsudaat in de ventriculi cerebri zijn als doodelijk te beschouwen. Eindelijk vermeldt hij nog, wat men in ieder tijdperk der ziekte het meest te vreezen heeft.
De Schrijver gaat nu over tot de therapie, waar hij eerst uitvoerig de nadeelen aanwijst der zweetdrijvende middelen, die het orgasmus der vochten en de aandrang van het bloed naar het hoofd vermeerderen; der braakmiddelen, die lijnregt aandruischen tegen de éénige aanwijzing, door welke alleen men in staat is den zieke in het leven te behouden; deze heet: het hoofd van den zieke vrij te houden. Dat de braakmiddelen in goedaardige gevallen schadeloos geweest zijn, geeft geen regt tot derzelver aanwending. De warme baden passen over het algemeen niet voor de Scarlatina. De koude begietingen en fomentatiën met ijs op het hoofd zijn dringend aangewezen, wanneer de hersenvliezen reeds mede aangedaan zijn: hij raadt de begietingen te doen in een laauw warm bad van 26o-28o Reaumur. Deze baden kunnen in het stad. desquamationis, wanneer, zonder andere ongunstige omstandigheden, de huid droog en ruw blijft, met de noodige voorzigtigheid aangewend, nuttig zijn.
De ontstekingwerende behandeling beantwoordt aan de natuur der Sc.; zij is in haren geheelen omvang in deze ziekte aanwendbaar. De bloedontlastingen zijn de voornaamste middelen; hier geeft hij de aanwijzing tot dezelve aan, drukt bijzonder op het heilzame van vroegtijdig in het werk gestelde aderlatingen; bij jonge kinderen, waar de aderlatingen eenigzins uitvoerbaar zijn, wil hij
| |
| |
dezelve in hevige gevallen niet door bloedzuigers zien vervangen, en raadt, bij sterk ontwikkelde ontstekingaardige diathesis, eene ruime hoeveelheid bloed uit eene wijde opening in de ader te ontlasten. Als bij matige koorts de keel bijzonder lijdt, of bij den vermelden koortstoestand aanmerkelijke ontsteking (!) met eene lastige congestie naar de hersenen of de borstorganen plaats vindt, welke toestanden zich bijzonder door pijnlijke gewaarwordingen openbaren, kan men de aderlatingen door bloedzuigers in de nabijheid der lijdende deelen vervangen.
Bloedige of drooge koppen komen in Sc. niet in aanmerking. De aanwending van koude bepaalt de Schrijver tot die gevallen, waar, door de hevigheid en eene ongelukkige rigting der diathesis, het zenuwstelsel, bijzonder de hersenen, door den ontstekingaardigen vorm is aangedaan; de toestand der huid komt hier niet in aanmerking; door begietingen met koud water, blazen met ijs of koude omslagen op het hoofd, trachte men de hevigheid der ontsteking te breken en den aandrang van bloed terug te dringen.
Wij zullen ons bij datgene, wat de Schrijver over de aanwending van antiphlogistische middenzouten zegt, niet behoeven op te houden; de aanwijzingen, die ons bij de bijzondere keus der verschillende zouten leiden moeten, zijn zeer juist en rationeel ontwikkeld. Wij vermelden hier alleen, dat de sulphas magnesiae, door Wichmann en Stieglitz bij voorkeur geprezen, volgens onzen Schrijver, meer voor volwassenen, dan voor kinderen past. De Calomel moet in toereikend groote giften toegediend worden: 2 grein pro dosi, als gemiddelde gift, met een gepast constituens in den vorm van poeder. De aanwending geschiedde, onmiddellijk na de bloedontlastingen, in herhaalde giften. Wanneer de koorts hevig is, de keelontsteking eenen beduidenden graad bereikt heeft, en er een sterke toevloed van bloed naar de hersenen plaats heeft, en vooral wanneer er zich teekenen van hevige aandoening van dit orgaan opdoen, is dit middel dringend aangewezen. Men behoort evenwel niet te lang daarmede vol te houden: zelden mag men het langer dan een en een' halven tot twee dagen laten gebruiken.
De volgende bladzijden bevatten de voorschriften voor de speciale behandeling dezer ziekte. In den ligteren vorm bepaalt zich dit tot de regeling der diaetetische middelen en eenige zachte geneeskundige bereidingen. Wordt de ziekte ernstiger, vertoont zich hevige koorts, met eene brandend drooge huid, zeer ontstokene keel, groote aandrang naar de hersenen, dan plaatse men bloedzuigers aan den hals, van 4-12, naar mate van den leeftijd; zelfs bij het teederste kind moeten er 4 geplaatst worden. Bij volwassenen kan men ook hier eene aderlating doen. Het afgelatene bloed toont
| |
| |
duidelijke teekenen van ontsteking. Hier is onder alle middelen de Calomel het eerst aangewezen. Bij langzame ontwikkeling der huidontsteking zijn rubefacientia nuttig. Tegen de angina in ligten graad geve men verzachtende gargarismata; bij diepergaande hevige roodheid slijmige afkooksels met nitrum, alle uur in de keel te spuiten; bij ulceratiën wordt het nitrum vervangen door zuiverende middelen, borax, mel rosarum, spir. minder.
Hetgeen nu omtrent de behandeling van het hersenlijden volgt, is eene verdere ontwikkeling van hetgeen vroeger reeds daarvan aangegeven is. Ten hoogste belangrijk zijn de voorschriften voor de aanwending der blazen met ijs op het hoofd, die, bij den hoogsten graad der ziekte, het éénige middel zijn, dat nog redden kan. Gedurende het stadium desquamationis, als al de voorschriften behoorlijk gevolgd zijn, is het genoegzaam, den zieke voor schadelijke invloeden vrij te waren. Bij zeer geringe uitwaseming kan men een zacht diaphoreticum geven: doch is dit in geen geval vóór den 12den dag aangewezen. Het voorname is hier weder de regeling der diëet, de lucht, die den zieke omringt, enz.
Nu gaat de Schrijver over tot de geneeswijze dier gevallen, waar, door de verwaarloosde antiphlogistische behandeling, die verbasterde vormen ontstaan, welke gewoonlijk met gangreneuse keelontsteking gepaard gaan: de zenuwachtige en rotachtige Scarlatina. Wanneer het reeds zóó ver gekomen is, dat geen spoor van werkelijke ontsteking meer voorhanden is, bestaat alleen de mogelijkheid der redding in de krachten der natuur en de opwekking derzelve. De bijzondere aanwijzing tot het gebruik der Serpentaria, waarin hij hier nog het meeste vertrouwen stelt, der Campher, Moschus, Vesicantia, Kinabast met vlugtig prikkelende middelen verbonden, der Phosphorus worden verder aangegeven: het Opium kan hier in hevige diarrhoea, bij zieken boven de twee jaar, zeer veel nut doen. Aromatische baden van 28o Reaumur mogen in deze vormen niet ontbreken. Tegen de gangreneuse keelontsteking wendde men tevens krachtig opwekkende gorgeldranken, zuiverenden linctus en specerijachtige pappen aan; om de ichor, die later uit deze zweren vloeit, te verbeteren, zijn de chloorkalk en Aqua empyreumatica, in den vorm van linctus, zeer nuttig; men pare met deze middelen eene krachtig opwekkende diëet.
Het tijdperk der herstelling, zoo als men dit na een zuiver ontstekingaardig beloop der Sc. opmerkt, wordt nu uitmuntend geschilderd. De Schrijver maakt hier den Geneesheer opmerkzaam op de mogelijkheid van metastases, en waarschuwt voor die gevallen, waar de verschijnselen van het geschetste beeld afwijken. Na de Scarlatina, die onder eenen anderen vorm verloopen is, verschijnt natuurlijk de herstelling meer als een toestand van diep gezonkene
| |
| |
organische kracht; hier ontwikkelen zich ligt naziekten. Nu volgen de voorschriften voor de behandeling in dit tijdperk, die meerendeels diaetetisch zijn.
Van de naziekten der Scarlatina handelt de Schrijver bijzonder over de hydrops, en de aanzwellingen der parotides en andere klieren, die als werkelijke naziekten uit de Sc. ontstaan en dikwijls met het innigste wezen derzelve versmolten zijn.
De waterzucht onderscheidt hij in heete en slepende (calidus en frigidus.) De heete waterzucht vertoont zich slechts zelden als bloote huidwaterzucht. Gewoonlijk bevindt zich de uitstorting in eene der drie edele holten des ligchaams, het hoofd, de borst of den buik. Dezelve ontstaat door de miskende ontstekingaardige natuur der Sc., uit het misbruik der diaphoretica en de verhittende behandeling; ook de warme baden, die men ter bevordering der afschilfering zoo dikwijls aanwendt, geven hiertoe aanleiding. Deze waterzucht moet, volgens haar innigste wezen, als een ontstekingaardige vorm beschouwd worden, hetgeen door de algemeene verschijnselen en het lijkbevind bevestigd wordt. Zij is met groot gevaar vergezeld. De prognose hangt hier af van de deelen, die door dezelve aangedaan worden: van den duur van dezen toestand, en de hevigheid, waarmede zich de ontstekingachtige diathesis vertoont. Hij geeft nu de verschijnselen aan, welke dezen uitgang in den loop der ziekte aanduiden; men kan dezelve dan nog voorkomen, door eene tijdig aangewende krachtige antiphlogistische behandeling. De uitslag der behandeling van eenmaal gevormde hydrops is altijd twijfelachtig; een der edele ingewanden wordt hier zoo ligt mede aangetast. De behandeling bestaat in bloedontlastingen, waarmede men het gebruik van Calomel en Digitalis paart; de middelen, die hier verder vermeld worden, gaan wij, als algemeen bekend, stilzwijgend voorbij. Vesicatoria zijn bijzonder aangewezen, wanneer in eene der holten eene beduidende uitstorting plaats gehad heeft, en de ziekte tot een gelukkig einde gekomen is.
De hydrops frigidus is gewoonlijk algemeene waterzucht (anasarca), waarbij zich in zware gevallen ascites voegt. Het veelvuldigste vindt men deze na eene zeer rijkelijke afschilfering, bij blonde, weeke, zeer teedere en ziekelijke kinderen. De Schrijver vermeldt de teekenen, die het ontstaan van dezen vorm doen vreezen; de verschijnselen, waardoor men ze erkent. De koorts, die er zich later bijvoegt, duidt op het lijden van een gewigtig orgaan. De oorzaak ligt in verkoeling van den zieke, die door het broeijen zoo hoogst gevoelig hiervoor geworden is. Een enkele togtwind, zegt hij, is dikwijls genoegzaam, om deze ziekte te weeg te brengen. De naaste oorzaak is in de meeste gevallen eene atonie van het geheele organisme, en van het orgaan der huid in het bij- | |
| |
zonder. Slechts zelden sluipt eene ontsteking van een der gewigtigste ingewanden, of eene andere diepe storing daaronder. Dikwijls voegt zich nog eene borstwaterzucht er bij. De prognose is hier gunstiger dan in den vorigen vorm. Het spoedig ontstaand extravasaat in eene der edele holten vermeerdert het gevaar. De aanwijzingen der genezing zijn: 1o. vermeerdering der secretiones, door diuretica aromatica, aethereo-oleosa en acria. Hier vindt de goudkalk, door Plenciz aanbevolen, zijne plaats; W. zoude de murias auri verkiezen. 2o. Vermeerdering der kracht en tonus in het geheele organisme. Onder deze hoofden worden de verschillende middelen behandeld, die tegen dezen vorm van hydrops aanbevolen zijn; ook de aromatische baden en aetherische dampbaden worden hier als zeer nuttig geprezen. De leefregel zij met het geheele geneesplan overeenstemmend.
De parotitis metastatica wordt nu gedefiniëerd; de spoedige ontwikkeling derzelve vermeld, waarom den Geneesheer eene meer bepaalde oplettendheid op dit punt aanbevolen wordt. De dispositie ligt in eene scrofuleuse gesteldheid. De gelegenheid gevende oorzaak is eene ziekelijke rigting der ontstekingaardige werkzaamheid in het verloop der Scarlatina, door verhittende behandeling ontstaan. De causa efficiens is niets anders dan ontsteking, die de oorklieren aandoet, welker zuiver ontstekingachtige aard uit de geneigdheid tot verettering blijkt. Bij tijdig aangewende hulp, is men van eenen gunstigen afloop verzekerd: de uitgang in resolutio is zeldzaam, meer gewoon die in ettering: bij dezen uitgang, die op zich zelven, in gevallen van matige uitbreiding, goedaardig karakter en snel verloop gevaarloos is, kunnen de zieken, wanneer zich de ettering in eene groote uitgebreidheid over den hals en de borst uitstrekt, aan de hevigheid der koorts, die dan gewoonlijk een zeer boosaardig karakter aanneemt, bezwijken, of later hectisch sterven: ook kan de dood, door verstikking en apoplexie, ten gevolge van den voortgang der ontstekingachtige zwelling, door koudvuur een einde aan het lijden maken. De behandeling is antiphlogistisch; aderlatingen, bloedzuigers, die langen tijd nabloeden, zelfs dán nog aan te wenden, als de ettering begonnen is; inwendig afvoerende middenzouten, Calomel met zwavel: later Acetas ammon. liq., en Mur. ammon.; uitwendig verzachtende pappen: in het laatste tijdperk, als de verdeeling langzaam voortgaat, of zich om de etterende plaats harde randen laten gevoelen, kan men voorzigtige inwrijvingen van eene zachte verdeelende zalf, op eenigen afstand van de ontstokene plaats, langs het beloop der vasa lymphatica, doen.
De belladonna, als voorbehoedmiddel gegeven, vermeerdert de werkzaamheid van het irritabele leven, en verstompt dus door de algemeen bekende tegenstelling de vatbaarheid van het organisme,
| |
| |
waardoor de opneming der smelstof verhinderd wordt. Wendt zag het meermalen aanwenden: het scheen aanvankelijk in eenige waarnemingen zich te bevestigen; uit verdere proefnemingen zal evenwel moeten blijken, of het nut van dit middel zich in alle epidemiën bevestigt. De stem der meeste hedendaagsche Artsen is tegen hetzelve.
Het teerwater, door Schulzer aanbevolen, is zeer ondoelmatig. De resultaten van kleine giften Calomel zijn ongunstig: zoo ook die der inënting. Salpeter of zoutzure berookingen zijn ter beperking van den voortgang der ziekte aan te bevelen.
(Het vervolg en slot in een volgend Nummer.)
|
|