vereeren, en het gevaarlijke beseffen, van op eigene sterkte ligtzinnig te vertrouwen, wel geene uiteenzetting behoeven.’ Waar, zeer waar, maar zoo onbetwistbaar waar, dat alleen Miss Hannah Moore c.s. meer een' Roman ten betooge dier waarheid schrijven zal.
Boa Constructor heet de Roman in het oorspronkelijk; de Egoïst, koos de Vertaler: zonder in de geheimen der natuurlijke historie der slangen te zijn ingewijd, zonder den tweeden titel uit het een of ander zedekundig vertoog te hebben verklaard, geloof ik, dat elk mijner Lezers eenig verband tusschen beide namen zal zien. Of denkt hij niet onwillekeurig aan een dier venijnige schepselen, die zich om hunne offers kronkelen tot deze stikken? (welke gruwzame verbeelding dacht toch voor onze Schoonen zulk een halssieraad uit?) Of heeft de zelfzucht niets van het kruipend gedierte, dat door zijnen beet de onschuldigen doodt, en zich met het bloed der argeloozen voedt?
Heckdey, een Duitscher, ouder in leven, dan in jaren, komt uit de West-Indiën terug, - zij, die het lot er onbarmhartig heenzweept, keeren zelden anders dan onbarmhartig weder; - hem vergezelt een neger en eene Creoolsche - slaven en boelinnen, de vloek der Westersche wereld; - hij ziet de beeldtenis van Eugenia, het meisje, dat hem eene onberadene gelofte deed, de vrouw, die nu de gelukkige echtgenoot van een' ander is, de moeder van twee engelachtige kinderen. En wat doet de West-Indiër? vermijdt hij het huis, waarin zijn voet die des ongeluks moet zijn; weêrstaat hij den honger der nieuwsgierigheid, den dorst naar vergelding, wraak, zegepraal? Neen, hij overschrijdt den drempel: wee, Eugenia! wee, Leopold! wee, Cecilia! wee, Rudolf! de leden van het gelukkig gezin! en wanneer men, na zulke slagtoffers, nog van minderen spreken mag, wee, Diana, de Creoolsche! wee, Elize! wee wien niet al, want het egoïsmus telt zijne slagtoffers niet, het denkt slechts aan zich zelf!
L'intolérable métier de lire des épreuves et le métier plus intolérable encore d'analyser des Romans, zegt Nodier, van Fransche Romans sprekende: wat zoude hij gezegd hebben, indien hij een' Duitschen had moeten ontleden; indien hij het er een' van Spindler had moeten doen? Want in weelderigheid van verbeelding, rijkdom van toestanden, afwisseling en verscheidenheid staan de kunstenaars onzer Oostelijke naburen zóó verre boven die onzer Zuidelijke, als de laatste de eerste gewoonlijk in geest en smaak achter zich plegen te laten. Een ander Recensent heeft van dit Werk gezegd, dat Spindler ditmaal De Balzac, Eugène Sue, Victor Hugo enz. (want ik weet niet, wie eenige menschen al niet in éénen adem noemen) had geplunderd of nageschreven! Spindler en De Balzac, een reus en een dwerg, Mijne Heeren! ziet toch wie gij vergelijkt! Spindler en