en wij kunnen niet nalaten het geneeskundig publiek geluk te wenschen met de kennismaking aan dezelve. Het is hier minder de plaats, om elke verhandeling kritisch te onderzoeken. Maar het zij ons vergund den wensch te uiten, dat de Heer Mulder zich de moeite mogt geven, hetgeen van genoemden Auteur na het jaar 1834 in verschillende Fransche journalen is verschenen, te verzamelen en, als eene bijdrage, aan onze landgenooten aan te bieden. Dit is des te gewigtiger, omdat de wetenschappelijke loopbaan van R. na dien tijd eene belangrijke verandering heeft ondergaan. Vroeger in eene gemengde dienst aangesteld, heeft hij sedert, door de verplaatsing der vrouwen naar de Ourcine, dezelve met eene talrijke mannendienst verwisseld. Toen heeft hij de hoogstgewigtige inëntingsproeven genomen, welke zijne vroegere waarnemingen op eene voortreffelijke wijze bevestigen en daarenboven tot gewigtige resultaten leiden omtrent het verschil van primaire en secundaire syphilitische verschijnselen. Een uitvoerig Werk staat op het punt, door den Auteur, over deze proeven in het bijzonder, uitgegeven te worden. Maar reeds nu zijn de hoofdresultaten bekend. Wij vergenoegen ons eene volkomene verhandeling: Considérations practiques sur le Chancre, aan te halen, welke het vorige jaar verschenen is.
Ricord geeft des zomers publieke lessen over venerische ziekten en bevlijtigt zich, om ook in zijn hospitaal een klinisch onderwijs daar te stellen, hoedanig een men welligt nergens aantreft. Hier naar toe stroomen Franschen, Duitschers, Engelschen en ook Hollanders, om aan het ziekbed de resultaten der rijke ervaring van Ricord te vernemen en bevestigd te zien. Niemand is er, die niet met zijne geestige, heldere voordragt ingenomen, door den rijkdom van nieuwe daadzaken en vernuftige beschouwingen geboeid, het hospitaal verlaat. Vele nu dezer lessen zijn door verschillende toehoorders aangeteekend, opgemaakt en in onderscheidene geneeskundige papieren geplaatst. Dit alles is het, wat wij, in onze taal bewerkt en in eene doelmatige orde gerangschikt, van den Heer Mulder afvragen.
Eindelijk, ten einde nog eens op het nu reeds geleverde terug te komen, de druk en de uitvoering zijn uitnemend; de overzetting is over het geheel zeer goed; maar wij hadden wel gewenscht, dat eenige zinstorende fouten óf vermeden, óf achteraan waren opgegeven. De noten, waarmede de Heer M. het Werkje verrijkt heeft, kunnen niet anders, dan den lezer hoogst welkom zijn. Alleen vergunnen wij ons eene aanmerking tegen die, geplaatst op bladz. 2, alwaar de Vertaler de dispensaires bepaalt te zijn: ‘inrigtingen van weldadigheid, in welke genees- en heelkundige hulp en ook geneesmiddelen, om niet, aan behoeftigen uitgereikt wor-