De Gids. Jaargang 2
(1838)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 14]
| |
De Woorden des Eeuwigen Levens, aangewend tot stichting van Christenen uit den beschaafden stand. Naar het Hoogduitsch, door P. Boelos, Predikant te Noorddijk.Te Zwolle, bij J. Zeehuizen, Jr., 1837.Lezer! zie hier een goed Boek, waarin gij zelfs het een en ander vinden zult, dat zeer goed is. Het bevat twintig vertoogen. Dit duidt voor u, als Nederlandsch Lezer, duidelijk genoeg het karakter dezer opstellen aan. In dezelve worden onderwerpen behandeld, waarin gij zeker hoog belang stelt, ja, voor welke gij, zou ik bijna durven zeggen, zekere voorliefde hebt, als daar zijn: de liefde, het huisselijk leven, het lijden, de dood. In sommige wordt het onderwerp op eene gewone, in enkele op eene weinig beduidende, in andere (en deze maken wel de grootste helft uit) op eene belangrijke, onderhoudende, treffende wijze behandeld. En alles is van eenen Christelijken geest, ofschoon ook niet het geheele Evangelie daarin uitkomt. Gij, wien de hooge prijs van zulke boekenGa naar voetnoot(1) den aankoop niet belet, koop ook dit; en wilt gij de vaste spijze, die de Overdenkingen van Vader Hinloopen, of de Nadenkende Christen van Vader Egeling u bieden, soms met een gezond, maar wat ligter voedsel, vervangen, neem dan deze gave uit Duitschland in handen, die, onder hare talrijke landgenooten van deze soort, zich gunstig onderscheidt, ook daardoor, dat de opstellen kort zijn en de bewerking niet te uitvoerig is. Bevallen de drie, vier eerste vertoogen u minder, (van het eerste zou ik bijna zeggen: ‘Gij kunt dit wel overslaan!’) de volgende zullen u des te beter voldoen; inzonderheid en boven allen de 5e: de liefde in het huisgezin, naar I Cor. XIII; en de 17e: het graf van deszelfs heldere zijde beschouwd. Dit zij u genoeg, Lezer! Het enkele woord, dat ik hier nog bijvoeg, is tot den Vertaler gerigt. Gij houdt dus bescheidenlijk oog en oor daarvan afgewend. - Zouden de 'ρήματα ζωῆς αἰωνίου, naar getuigenis van het Evangelie, niet veel, als hoofdzaak, bevatten, waarvan in dit Boek zelfs geene sprake is? Zou Hij, die ρ. ζ. α ἔχει, door het gansche Boek heen, wel genoeg uitkomen als degeen ἐν ᾧ ζωή, καί αὐτός ἐστιν ἡ ζωή? Zou het niet beter zijn, zulke Boeken zelf te schrijven dan te vertalen? Ware het eerste vertoog niet beter weg gebleven, omdat zulk een onderwerp zich voor onze Hollandsche sana ratio, zoo niet met loci communes en ideae claro- | |
[pagina 15]
| |
obscurae in losse beelden en gedachten laat afdoen; ja, misschien zulk eene behandeling bij minder verlichten (en deze worden toch onder de Christenen van den beschaafden stand nog maar al te veel gevonden!) aanleiding geven kan tot velerlei dwaalbegrippen? Zou het wel in den geest van onze taal zijn, haar te verrijken met woorden als de volgende: veelligt, vaker (comp. van vaak) omvormen, alvader, oprokkening, hartelooze menschen? Zouden vignetten, zoo als dat, hetwelk vóór dit Boek staat, wel tot iets dienen, dan alleen om door prijsverhooging den aankoop van het Werk voor velen nog meer te bezwaren? Het zijn slechts vragen, die wij met alle bescheidenheid aan het oordeel van den Eerw. Vertaler onderwerpen. En de laatste vraag betreft misschien alleen den Uitgever, die anders voor eenen goeden druk op redelijk papier gezorgd heeft. |
|