De gheestelycke vryagie
(1624)–Anoniem Gheestelycke vryagie, De– AuteursrechtvrijDe Bruydt nu haeren Bruydegom ontfanghen hebbende, ende nv meer van hem verlicht zijnde, roept de creaturen om hem met haer te louen ende te dancken van zijne groote liefde.
Myn ziele looft Godt tot allen stonden,
Looft hem in voorspoedt en in tegenspoet,
Looft hem ghy hooghden,, en ghy afgronden,
Looft toch een dat hoochste goedt.
Looft Godt ghy berghen en valleyen,
Die zyt gheschaepen al door zyn kracht,
| |
[pagina 256]
| |
Looft Godt ghy bosschen en groeyende weyen
Die hebt v wesen al door zijn macht.
Looft Godt fonteynen en riuieren,
Looft hem ô zee in effenen vloedt,
Looft hem ghy visschen en andere dieren
Looft hem ghy voghelkens met sanghen soet.
Looft hem ghy sterren en planeten
Looft hem ô Sonne, looft hem ô Maen
VVant door Godts goedtheydt groot ongemeten
Hebt ghy elck een v schynende licht ontfaen.
Looft Godt ô winden en tempeesten
Die wt sijne schatten worden voort ghebracht
Looft Godt eylanden ende foreesten
Looft hem oock t'samen dach ende nacht.
Looft Godt ijs en haeghel mede
Looft hem ghy hitte ende ghy kouw
Ten vvaer dat Godt v elck het vvesen dede
Niet een van v voortaen meer vvesen en souvv.
Maer meer looft Godt ô edel creature
Die naer Godts beeldt gheschaepen sijt
In den loff Godts tot elcker ure
VVilt toch besteden vvel uvven tijdt.
Looft Seraphinnen,, looft Cherubinnen
Looft Godt den Heere die ghy aensiet
Looft Godt alle zielen die Godt beminnen
Looft toch den Heere met grooter vliedt.
Looft Godt alle Engelen minst metten meesten
Looft Godt in sanghen en hemelsche vreucht
Looft Godt te saemen ô alle gheesten
Looft Godt den Heere soo ghy best meucht.
|
|