De gheestelycke vryagie
(1624)–Anoniem Gheestelycke vryagie, De– Auteursrechtvrij
Torcular calcaui solus, et de gentibus
non est vir mecum. Isaiae 63.
| |
Hoe Christus alle schulden van zijne Bruydt op sy seluen heeft moeten nemen, ende betaelen door het wtstorten van zijn pretieux bloedt.De 3.Figure.VVillende ick dan gaen lyden ende steruen voor v mijne Bruydt, ende voor alle mijne gheloouighe, om v ende henlieden te verlossen van de eeuwighe doodt die ghy ende sy lieden rechtueerdichlijck Ga naar margenoot+ verdient hadden: soo hebbe ick allen uwe, ende henlieder schulden moeten op my nemen ende betalen, door het wtstorten van mijn pretieus ende dierbaer bloedt: om dieswille dat ghy (alsoo dickwils als ghy dese alderkrachtichste medicijne van doene hebbende) die sout mogen ghebruycken tot afwasschinghe van allen uwe sonde, ende tot voldoeninghe van alle uwe versuymelijckheden, want ick een vernielende vier ben, die daer allen sonden ben verbrandende ende te niete doende daer ick kome, ia | |
[pagina 18]
| |
oock die ghy-lieden hebt vergeten te biechten, 'tsy dootelijcke ofte dagelijcksche. Daer-en-bouen soo hebbe ick by mijne dienaren tot V. L. aldergrootsten troost oock ghelaten de sleutelen van desen costelijcken schat ende thresoor, op dat ghylieden dien sout moghen ghenieten tot v lieden zielen salicheyt alsoo dickmaels als ghy wilt (want ghelijck S.Ian Guldemondt seydt) t'elcker reyse als wy gaen ten Heylighen Sacrament, soo behooren wy te peysen, dat wy gaen stellen onsen mont, aen de gebenedyde zijde Christi, om daer wt te drincken van zijnen pretiosen bloede, ende te worden deelachtich van dien. Ga naar margenoot+ Oock soo hebb' ick v mijn Bruydt dese alderkostelijckste gheestelijcke spijse gheordineert te eten, de welcke ick v door het v er van mijne liefde t'uwaerts gekockt hebbe, ende door alsulcke heylighe woorden laten consacreren: wel wetende soo wie mijn heylich lichaem weerdelijck ontfanght, dat hy terstondt gewont wort met mijne Goddelijcke liefde. Oock hebb' ick v, mijne Bruydt, O Christen ziele, willen versekeren, ende v willen laten eenen vasten onderpandt van mijne toekomende erue, ende glorie des eeuwighen leuens: op dat ghy door de heylighe hope met blyder herten sout moghen wandelen door alle swaricheden, arbeyden ende benautheden van dit te- | |
[pagina 19]
| |
ghenwoordich leuen: ende om dieswille, dat ghy, mijne wtuerkoren Bruydt, sout hebben een sekere ende vaste hope van allen 'tghene dat ick v belouet hebbe, soo hebb' ick v hier ghelaten te pande desen alderbesten pandt, die alsoo vele weerdt is, als allen het gene ghy hier naermaels door mijne goetheydt hope te ontfanghen. Ende op dat ghy niet twijffelen en sout van allen het ghene, ick v hier naermaels gheuen sal in mijne euwighe glorie, daer ghy leuen sult inden geest: soo ist dat ick v hier mijn eyghen seluen gheue, daer ghy zijt leuende inden vleesche, oft inden sterffelijcken lichame. Willende oock in de ure van mijnder doodt maken mijn testament, om v, mijne Bruydt te laten eenighe merckelijcke remedie ende kracht tegen alle tentatien: soo hebb' ick v ghelaten die alderweerdichste heylich Sacrament, 'twelck daer is de alderbeste remedie, die ick v soude hebben mogen laten: want daer inne hebb' ick v besloten allen goet ('twelck ick seluer ben) tegen allen quaede, 'twelck daer is de sonde. Ende ten lesten soo hebb' ick door mijne Ga naar margenoot+ onbegrypelijcke goetheydt uwe ziele willen laten een ghenoechsame prouisie ofte onderhoudinge) maer door sy soude mogen leuen hier in mijne gratie, ende hier naermaels in mijne glorie: want niet min en | |
[pagina 20]
| |
Ga naar margenoot+heeft de ziele van noode hare eyghen onderhoudinghe, ofte spijse om gheestelijck ende deuchdelijck te leuen, dan het lichaem, 'twelck 'tzijne heeft om hier tijtelijck te leuen. Daerom soo hebb' ick my seluen v ghelaten voor een spijse (wel kennende uwe kranckheydt) ende dit onder de ghedaente van onderhoudinghe of spijse, te weten van broodt ende wijn: v daer door te kennen gheuende dat ick uwe ziele nootelijcker ben tot onderhoudinghe des gheestelijcken ofte deuchdelijcken leuens, dan de lichamelijcke spijse is, tot onderhoudinghe des tytelijcken leuens. Och Christen ziele, ick ben verwondert, dat ghy my, ende alle mijne welddaden alsoo kleyn zijt achtende, ende noch alsoo luttel kennisse van my, ende van alle Goddelijcke dinghen zijt hebbende. Wildy voorder weten wie ick ben, ende wie voor v alsoo vele ghedaen heeft, ende v begheert te trouwen voor zijne Bruydt. |
|