De gheestelycke vryagie
(1624)–Anoniem Gheestelycke vryagie, De– Auteursrechtvrij
[pagina t.o. 13]
| |
Vltro cordis portam pultat
Iesvs silet, et auscultat
Vocem sui corculi.
Cor exsurge, vectum solue;
Quid sit opus factu, volue
In aduentum Sponsuli.
| |
[pagina 13]
| |
Hoe Christus den waerachtighen Bruydegom onser zielen voor de deure staet, ende klopt, ende begheert ingelaten te worden, om zijn Avontmael met zijne Bruydt (de Christene ziele) te houden.De 2.Figure.Ick staen aen de dore ende kloppe: mijn Ga naar margenoot+Suster, mijn Bruydt, mijn Duyue, mijn Ga naar margenoot+ Schoone, siet wt wie dat ick ben. O mijn alderliefste vriendinne, ist dat ghy my begheert open te doen, ende inne te laten: soo begeer' ick mijn Auontmael met v te houden, ende v my te trouwen voor mijne Bruydt. Ick begheer' v met my te sekeren door de hope, te trouwen door het ghelooue, ende v met my te vereenighen door de liefde: op dat ghy alsoo een met my mooght worden, ghelijck ick, ende mijnen Ga naar margenoot+ hemelschen Vader een zijn. Ende dese aldergrootste, ende wtnemenste gratie ende weldaedt begheer' ick v te doen door het ghebruycken ende ontfanghen van mijn heylich lichaem ende pretieux bloedt, | |
[pagina 14]
| |
het welck ick voor v, ende voor alle mijne gheloouighe tot hunlieder aldergrootsten Ga naar margenoot+ troost in't heylich Sacrament des Authaers hebbe ghelaten, alwaer ick inne besloten hebbe alle wijsheyt, alle soeticheyt, alle vermaeckelijckheyt, ende alle salicheyt, willende aldaer v, ende hunlieden waerachtelijck spijsen met mijn heylich lichaem, ende lauen met mijn pretieus bloet. 'Twelck ick altemael om uwer liefden wille (o mijne Bruydt, o Christen ziele) alsoo ouervloedelijc hebbe wtgestort, om v, ende allen Christen ziele, daer-inne schoon te wasschen van allen sonden ende ghebreken: opd at ghylieden daer door ghesuyuert zijnde, sout moghen ingaen in het rijck der Hemelen, alwaer niemandt inkomen en mach die besmet is, maer alleen die zijn kleederen sal gewasschen hebben in het bloedt des Lams, 't welck ick seluer ben. Om v dan mijn alderliefste Bruydt, ofte Christen ziele, wat te verstaen ofte te kennen te gheuen van die alder-hoochste, ende alder-onbegrijpelijckste misterie mijns Heylighen Sacraments, alwaer ick my seluen mijne gheloovighe wt al-sulcken onwtsprekelijcke liefde den gunnende ende geuende: soo moet ghy weten datter geen tonghe soo excellent ter werelt gheschapen en is, die soude konnen oft moghen wt- | |
[pagina 15]
| |
spreken, de groote liefde ende affectie die ick tot v, mijne wtverkoren, ende allen Christen zielen drage, ende altoos van inder eeuwicheyt hebbe ghedragen, noch altoos Ga naar margenoot+ draghen sal. O mijne Bruydt, O Christen ziele, hoe seer hebbe ick v bemint? hoe lief hebbe ick v ghehadt? wat hebbe ick voor v al gheleden? wat en hebbe ick voor uwe salicheyt niet ghedaen? groote dootsstrijden, groote oorlogen, groote battalien, groote perijckelen, groote moeyelijckheden hebbe ick om de liefde van v verdraghen, in duysenden perijckelen, in duysenden arbeyden ende dooden hebbe ick my seluen om uwen 't wil gestelt, om dat ick v voor mijne Bruydt soude moghen trouwen. Dry-en-dertich jaren soo hebb' ick mijnen Vader in grooter slauernije, arbeyden, ende groote moeyelijckheden gedient, ende gehoorsaem willen wesen: ende het hebben my luttel dagen schijnen te wesen door die grootheydt van mijne liefde tot v. Binnen dien middelen tijden soo hebb' ick v ghethoont wat liefde ende affectie ick v was Ga naar margenoot+ draghende, soo dat ick my seluen in uwen dienst hebbe gheheel ouerghegeuen: latende Ga naar margenoot+ my om uwent wille vanghen, binden, onghenadelijck slaen, gheesselen, kroonen, Ga naar margenoot+ dooden, ende voor uwer zielen salicheyt koken ende braden aen den spet van mijn Ga naar margenoot+ heylich kruys, door het onwtblusschelijck | |
[pagina 16]
| |
vier van mijn groote liefde, v ende alle mijne wtuerkoren tot een spijse: sonder welcke niemandt tot zijn verstandt ghekomen zijnde, kan salich worden. Iae mijne lieue Bruydt. O Christen ziele, ick was doen ende nv noch met eenen vrolijcken gheest alsoo bereyt (om een ziele te behouden) alsoo vele lichamen ouer te gheuen in de doodt, alsser sterren aen den Hemel zijn, druppelen waters in de Zee, koren-sandts in de Werelt, pylen-gers op der aerden, ende in de selue pijnen: my te laten blyuen voor v, mijne wtverkoren Bruydt, wtten joncksten dach toe, hadde mijne rechtueerdicheyt dat verheyscht. Ick willende dan van deser werelt scheyden Ga naar margenoot+ ende my noodtsakelijck absenteren: om dat mijne absentie ofte vertreck v niet en soude wesen een oorsake van my te vergheten; soo hebb' ick v willen laten voor een eeuwighe memorie mijn heylich Sacrament gheuende v daer inne mijn eyghen seluen, expresselijck niet willende dat tusschen v ende my soude wesen eenighen anderen pandt oft ghedenckenisse om uwen memorie van my te ververschen, dan ick alleen. Oock om dat ghy in mijne lange absentie, niet en sout lange alleen blyuen: soo ist dat ick v my selven oock hebbe gelaten in dit heylich Sacrament des Authaers voor | |
[pagina 17]
| |
gheseltschap : 'twelck het alderbeste gheseltschap was, dat ick v konste ghegheuen, oft ghelaten. |
|