Gheestelijcke Harmonie(1722)–Anoniem Geestelijcke harmonie– AuteursrechtvrijVan veel-der-leye en uyt-gelesen, soo Oude als Nieuwe, Catholijcke kerckelijcke Lof-sanghen, Leysenen, ende Liedekens op die principaelste Feesten ende Getijden des Jaers, die men in't Vorstendom Cleven by den Catechismus singht Vorige Volgende C X L I I I. De seste Boet-psalm. De profundis clamavi, &c. Psalm. 129. IC roep tot u mijn Godt en Heer, Vyt diepen afgrondt meer en meer Verhoort door die genaden dijn, Mijn stem in desen zwaren pijn, Laet doch u ooren maecken fijn Op dat geschrey der klage mijn. Soo gy Heer willet schouwen aen, Wat boos van menschen wort gedaen: Wie mocht bestaen, mijn hoogste trouw, Maer die versoeningh is by u: Daerom op aerder ieder man V niet genoeghsaem dancken kan. [pagina 224] [p. 224] Ick wacht op Godt met vasten moedt, Mijn ziel op hem vertrouwen doedt: Mijn wachtingh is der goedigh Heer Op sijn gebodt een heylsaem teer: Mijn hoop die staet op Godt gebouwt, Mijn ziel op sijn woort vast betrouwt, Vroegh tijdtlijck voor die morgen wacht, Oock door den dach tot in de nacht, Sal Israel behendichlijck, Op Godt betrouwen eeuwighlijck, Dan by den Heer tot aller tijdt, Bermhertigheyt men vinden siet. Sijn genaed' heeft noch maet noch endt, Altijdt hy sijn verlossing' sendt, Hy sal door sijn genaden fijn Sijn volcks een beschermer zijn: Hy is die daer verlossen sal, Israel van haer sonden al. Vorige Volgende