Gheestelijcke Harmonie
(1722)–Anoniem Geestelijcke harmonie– AuteursrechtvrijVan veel-der-leye en uyt-gelesen, soo Oude als Nieuwe, Catholijcke kerckelijcke Lof-sanghen, Leysenen, ende Liedekens op die principaelste Feesten ende Getijden des Jaers, die men in't Vorstendom Cleven by den Catechismus singht
[pagina 211]
| |
Erbarmt u mijnder sonders snoodt,
In mijnen angsten al te groot.
Dan ick ben zwaeck, dat klaegh ick u,
Mijn kracht is my ent runnen nu,
Ach! hielt doch mijn gebreecken zweer,
Maeckt mijn gesont u trouwen Heer:
Want mijn gebeents zijn 't heel ontstelt,
Om dat uwen troon op my velt:
Mijn ziel is soo seer bedroeft hier,
Als soud' ick oock versagen schier:
Och Heer! waer bleijft gy nu soo lang,
En helpt my niet uyt desen dwanck,
Keert u tot my genadiglijck
Troost mijn ziel, zy is pijnelijck.
Helpt my van't lijdens bitterheyt,
Door uwe grooten goedigheyt:
Dan die in't graft doodt zijn gelacht,
By die wort gy niet meer gedacht:
En wie sal in der Hellen gloet.
Hoog prijsen uwen namen goet.
Ick ben in mijn lijden soo zwaer,
Van veelen suchten moed voorwaer,
Ick keer met hoog bedroefden moedt,
Die gantse nacht mijn leger goet,
En wasch mijn bedde immer daer,
Met bitteren tranen dat is waer'
Mijn oogen voor den grimmen dijn,
Van treurigheyt verduystert zijn
Mijn aengesicht wort ongestalt,
Als waer ick veeler jaren alt,
D'weil mijn vyand' Godlooser arth:
Rings om her om my dringen hart.
Wijckt van my, versiet u halt
| |
[pagina 212]
| |
Gy misdedigers jonck en alt:
Dan Godt heeft sich tot my gekeert,
Mijn stem verhoort, hy sy ge-eert
Heeft mijn gebedt voor heur doen staen
En mijn klagen genomen aen
Sy hebben al schandt ingeacht,
Die my door haet zijn nagetracht
Die Heer wil haer al in jagen
Een schricken en een versagen,
Mijn vyanden moeten befaemt,
Worden, en grootelijck beschaemt.
|
|