Gheestelijcke Harmonie(1722)–Anoniem Geestelijcke harmonie– AuteursrechtvrijVan veel-der-leye en uyt-gelesen, soo Oude als Nieuwe, Catholijcke kerckelijcke Lof-sanghen, Leysenen, ende Liedekens op die principaelste Feesten ende Getijden des Jaers, die men in't Vorstendom Cleven by den Catechismus singht Vorige Volgende C X X X I I. Klaegh-lied, van een verdoemde Ziel in der hellen. NA soo veel vermaeck'lijckheden Daer ick mede Mijn jeugt hebbe gepasseert: Eylaes! In hoe korte tijden Is verblijden In een zwaer verdriet verkeert: Ock! in wat een korte stonde Is veslonde, d'Ongebonde Tijdt van sonde. Nu legh ick aen alle zijden In zwaer lijden, In een schrickelijcken brandt: De serpenten, ende slangen My omvangen, Door-steken mijn ingewant: Och! in wat een korte stonde, etc. Voor mijn welrieckende kruyden, Rieck ick huyden Niet dan solpher ende peck: De stanck is niet om verdragen, Noyt mijn dagen Quam ick by soo vuijlen dreck Och! in wat een korte stonde, etc. Voor 't geluyt van de schalmeyen, Hoor ick schreyen [pagina 201] [p. 201] Huylen en duyvels gekrijt, Alle de vervloeckte geesten En de beesten, Dees omcing'len my om strijdt. Och! in wat een korte stonde, etc. Waer is de vreught van mijn leven Nu gebleven? 't Is nu wonderlijck verkeert, Nu den roock mijn spijs moet wesen, En genesen, Als honger my tormenteert. Och! in wat een korte stonde, etc: Ick voel in mijn ingewanden. Van den brande Een onlijdelijcken dorst, Van hitte soo sucht mijn tonge, Hert en longe Smelten in mijn drooge borst. Och! in wat een korte stonde, etc. Godts Rechtveerdigheyt. Wat wilt ghy toch lamenteeren, Aen den Heere, Die u niet en heeft bezwaert? Deed' u Godt noch geen genade, Vw' misdaden Waren meerder straffe waerd, Met recht moet ghy dan verdragen, En beklagen, Al u dagen // dese plagen. Godt heeft u soo veele jaren Wille sparen, En verdragen uw' misdaet: [pagina 202] [p. 202] Als ghy droncken in uw' sonden, Ongebonden, Hebt zijn inspraken versmaedt: Met recht moet ghy dan verdragen, etc. Verdoemde Ziele. Ellendigh ben ick wil geboren, Dat verloren Ick in eeuwigheyt moet gaen: Ick mach wel vermaledijden, Vur en tijden, Dat ick vleesch en bloet naem aen: Och! in wat een korte stonde Is verslonde, d' Ongebonde Tijdt van sonde. Godts Rechtveerdigheyt. Denckt hoe ghy u gantsche leven Hebt begeven Tot de wellusten des vleys: Hier voor sal nu eeuwigh blijven Ziel en Lijve, In een brandende Forneys: Met recht moet ghy dan verdragen, En beklagen, Al u dagen // Dese plagen. Vorige Volgende