De fragmenten van de Limburgse 'Floyris en Blantsefluor'
(2013)–Anoniem Floyris, Trierse– Auteursrechtelijk beschermdFragment 15: Floyris vertelt zijn verhaal[........ cor]ve mit blomen.
320[regelnummer]
Twei man mig trugen.
Nuwit ne wisten sie [dat,
dat] ic in den corve lag.
Sie cronden vil sere, Ga naar voetnoot+
dat die corf al so [swar wer]e.
325[regelnummer]
Mit pinen wart ic dar braht,
in eine camere ge[laht.]
Dar inne was vro Cloris, Ga naar voetnoot+
eine magit edele ende wis.
Blan[tsefl]ůr ne was da niet.
330[regelnummer]
Des was mig ovele na gesciet,
here. [Die] man die giengen wider
hastlike den turn nider.
Die juncvrowe [to d]en corve gienc
ende die scone blomen ane víenc.
335[regelnummer]
Do want ic, here , [so] min lif, Ga naar voetnoot+
dat it were min scone wif.
Hastlike ig up vor. Ga naar voetnoot+
Ic want, [it w]ere Blantseflůr.
Do wart die magit gehere
340[regelnummer]
irverit vil sere. Ga naar voetnoot+
[................]
Dat ne was mig nuwit liep.
Ic hatte an[..............]
Vertaling [........] mand met bloemen.
320[regelnummer]
Twee mannen droegen mij.
Ze wisten niet,
dat ik in de mand lag.
Ze scholden heel hard,
omdat de mand zo zwaar was.
325[regelnummer]
Met moeite werd ik naar boven gebracht
en in een kamer afgezet.
Daarin woonde vrouwe Cloris,
een edel en wijs meisje.
Blantsefluor was daar niet.
330[regelnummer]
Bijna was mij daardoor iets ergs overkomen,
heer. De mannen liepen weer
snel de toren naar beneden.
De jonge dame liep naar de mand
en pakte de mooie bloemen.
335[regelnummer]
Toen dacht ik, heer, zowaar ik leef,
dat het mijn mooie vriendin was.
Snel kwam ik omhoog.
Ik dacht, dat het Blantsefluor was.
Toen moest het edele meisje
340[regelnummer]
heel erg schrikken.
[.................]
Dat vond ik heel onaangenaam.
Ik had [..............]
|
|