De fragmenten van de Limburgse 'Floyris en Blantsefluor'
(2013)–Anoniem Floyris, Trierse– Auteursrechtelijk beschermdFragment 14: Wie heeft Floyris geholpen?[........] eme sin můt.
295[regelnummer]
‘Kramlike is mir gesciet. Ga naar voetnoot+
Mer nů it [ug] allen is so lief,
so ne wil anderis nuwet tůn,
mer da[t ug] alle dunkit gůt.
Ic late en die sculde
300[regelnummer]
ende gev[e] en [mi]ne hulde
disen kinden beiden,
dat her uns bereite, Ga naar voetnoot+
wi(e eme] rat geve,
dat her up den turn queme
305[regelnummer]
ende gelovet bi [mire] cronen,
dat ic wille lonen
den selven manne vrůmege
[mit] allirhande tuginde, Ga naar voetnoot+
die so getane liste Ga naar voetnoot+
310[regelnummer]
in sinen herten wiste[.Ga naar voetnoot+
dat] dise up den turn quam,
so it newiste negein man.
Want ic [wale] wene, Ga naar voetnoot+
of al die welt queme
315[regelnummer]
ende up den turn wolde,
dat [ic it] irwerin solde.’
Die heren die dar waren
den r[..................]
Vertaling [........] hem zijn gemoed.
295[regelnummer]
‘[Boosaardig] ben ik bejegend.
Maar nu het u allen zo aangenaam is,
wil ik nu niets anders doen,
dan wat u allen goed dunkt.
Ik vergeef hen het vergrijp
300[regelnummer]
en schenk deze beide
kinderen mijn genegenheid,
op voorwaarde dat hij ons mededeelt,
wie hem raad heeft gegeven,
zodat hij de toren op kon komen
305[regelnummer]
en ik beloof bij mijn kroon,
dat ik die bekwame man
met allerhand gunstbewijzen
belonen wil,
die zo slim was
310[regelnummer]
het plan te bedenken,
waardoor deze jongeman de toren op kon komen,
terwijl niemand het wist.
Want ik geloof beslist,
dat als de hele wereld zou komen
315[regelnummer]
en de toren op wilde gaan,
dat ik het zou weten te verhinderen.’
De heren, die daar aanwezig waren
[..................]
|
|