De fragmenten van de Limburgse 'Floyris en Blantsefluor'
(2013)–Anoniem Floyris, Trierse– Auteursrechtelijk beschermdFragment 16: Het koninkrijk in nood[..........] grote not. Ga naar voetnoot+
345[regelnummer]
Din lant wir te stóret, Ga naar voetnoot+
dine lute te fóret. Ga naar voetnoot+
Al din coninclike lant
dat stat nů in vremeder hant.
Dů bist dines vater erve.
350[regelnummer]
Ne lat uns níet vertérven. Ga naar voetnoot+
Wir ne muge nimenen vinde,
die uns helpen [wilde].
Din můter is vil siec.
Sie ne mac uns bescirmen niet.
355[regelnummer]
Here, com ten lande
ende lat uns niet bit scanden
vremeden heren dienen.’
Dus spraken die brieve. Ga naar voetnoot+
Do Floyres gehorte
360[regelnummer]
siner vriende worte Ga naar voetnoot+
ein teil her des under quam Ga naar voetnoot+
ende sat als ein rowíg man.
Leit was eme sinis vater tot.
Dog vergat her allir not
365[regelnummer]
dur Blantseflůr, sin scone wif.
Die hatte her lief al sin lif. Ga naar voetnoot+
Do nam dat kint bidirve
orlof ten co[ninge .....] Ga naar voetnoot+
Vertaling [.........] grote nood.
345[regelnummer]
Uw land wordt verwoest,
uw mensen onderworpen.
Heel uw koninkrijk
is nu in vreemde handen.
U bent de erfgenaam van uw vader.
350[regelnummer]
Laat ons niet te gronde gaan.
We kunnen niemand vinden,
die ons zou willen helpen.
Uw moeder is ernstig ziek.
Zij kan ons niet beschermen.
355[regelnummer]
Heer, kom terug naar uw land
en laat ons niet op smadelijke wijze
vreemde heren dienen.’
Zo luidden de brieven.
Toen Floyris de woorden
360[regelnummer]
van zijn vrienden hoorde,
schrok hij daar erg van
en zat er verdrietig bij.
De dood van zijn vader deed hem verdriet.
Maar alle ellende vergat hij
365[regelnummer]
door zijn mooie vrouw Blantsefluor.
Die beminde hij heel zijn leven lang.
Toen nam de brave jongeling
afscheid van de koning [.....]
|
|