De fragmenten van de Limburgse 'Floyris en Blantsefluor'
(2013)–Anoniem Floyris, Trierse– Auteursrechtelijk beschermdFragment 12: De emir wil wraakis her dar up comen Ga naar voetnoot+
ende havet mir min wif genomen
ende havít mig verhort Ga naar voetnoot+
250[regelnummer]
die scone Blantseflůre.
Nů sagit, gir herren alle,
wo ůg dit gevalle.’
Do spraken eht die coninge: Ga naar voetnoot+
‘Herre coninc, ovele.’
255[regelnummer]
Sie ne con[ste]n [andirs] nuwít spreken.
‘Coninc, dů salt dí[n] ser wreken.’ Ga naar voetnoot+
Dammiral do gebot
dat man makete ein vor grot, Ga naar voetnoot+
dat man dar inne
260[regelnummer]
brente die kinde.
Die heren, die dar waren,
die haten groten jamer
dat umme sulke sculde
die kint verliesen solden
265[regelnummer]
eren herliken lif.
Dar wende man ende wif.
Man nam die kint beíde, Ga naar voetnoot+
to den voore man sie leíde;
en volgete manic rowic [...]
Vertaling is hij erop gekomen
en heeft mijn bruid genomen
en heeft onteerd
250[regelnummer]
de mooie Blantsefluor.
Nu zeg me, gij heren, allemaal,
hoe u dit bevalt.’
Toen zeiden de koningen opnieuw:
‘Heer koning, slecht.’
255[regelnummer]
Ze konden niets anders zeggen.
‘Koning, u moet uw leed wreken.’
Toen gebood de emir
dat men een groot vuur maakte,
dat men daarin
260[regelnummer]
de kinderen zou verbranden.
De heren, die daar aanwezig waren,
waren er heel erg verdrietig over
dat voor zo’n vergrijp
de kinderen hun stralende leven
265[regelnummer]
zouden verliezen.
Daar weenden mannen en vrouwen.
Men nam de beide kinderen bij de hand
en leidde hen naar het vuur;
menigeen volgde hen vol verdriet [...]
|
|