De fragmenten van de Limburgse 'Floyris en Blantsefluor'
(2013)–Anoniem Floyris, Trierse– Auteursrechtelijk beschermdFragment 11: De gelieven worden ontdekt[.........] ne wisten.
Die coninc do ne cunde Ga naar voetnoot+
[........................................
230[regelnummer]
..] Floyris were man of wif,
so sco[ne was sin lif].
Her ne hatte bart no die grane.
[..................]ne
die [heren] die dar waren
235[regelnummer]
[.......................]
Mer do her die wa[r]heit sag, Ga naar voetnoot+
dat Floy[ris ..............
do war]t her vil íer[re].
Her greip sin swert [.....Ga naar voetnoot+ Ga naar voetnoot+
240[regelnummer]
.................................
da]t her die [kin]de beide
te tode ir[slůege] Ga naar voetnoot+
............. g]enůege.
Grot [ge]lucke des gewielt Ga naar voetnoot+
245[regelnummer]
[..............] inthielt
ende dachte an sinen můe[te:
246a[regelnummer]
‘[..............] grot]e s[c]ande
246b[regelnummer]
spreken alre [.............]
Vertaling [.........] niet wisten.
De koning kon toen niet
[.......................................]
230[regelnummer]
[..] Floyris man of vrouw was,
zo mooi was zijn uiterlijk.
Hij had baard noch baardhaar.
[..................]
de heren die daar waren
235[regelnummer]
[.......................]
Maar toen hij de waarheid ontdekte,
dat Floyris [..............]
toen werd hij heel erg boos.
Hij greep zijn zwaard
240[regelnummer]
[........................]
dat hij de beide kinderen
dood [zou slaan].
[.............] veel.
Groot geluk zorgde daarvoor
245[regelnummer]
[..............] inhield
en dacht bij zichzelf:
‘[..............] grote schande
spreken alle [.............]
|
|