De fragmenten van de Limburgse 'Floyris en Blantsefluor'
(2013)–Anoniem Floyris, Trierse– Auteursrechtelijk beschermdFragment 9: Floyris met Blantsefluor herenigd180[regelnummer]
[Blant]seflůr ende Floyris.
Wale troste sie vro Cloris. Ga naar voetnoot+
Dar satten die kinde Ga naar voetnoot+
ende reden van minnen
ende hatten blitscap vil grot. Ga naar voetnoot+
185[regelnummer]
Si ne gedahten dů necheiner not.
Cloris der twier wale plag.
Die spise, die man en gaf, Ga naar voetnoot+
die teilden sie te hope
mít vrowede vil grote.
190[regelnummer]
Die kinde lagen al die naht Ga naar voetnoot+
mit vil grotir blitscap.
Sie vergaten allis seris
ende des manicfalden ledis,
die sie hatten geliden
195[regelnummer]
er sie te hope waren comen.
Vander groten lieve
vil lutil sie gesliepen. Ga naar voetnoot+
Des andern morgenis vil frů
Cloris sprac Blantseflůre to:
200[regelnummer]
‘Juncvrówe lieve, Ga naar voetnoot+
stat up, wie solen dienen
den coninge, unsen heren,
alse wie [...........]
Vertaling 180[regelnummer]
Blantsefluor en Floyris.
Vrouwe Cloyris sprak hen moed in.
Daar zaten de kinderen
en spraken over liefde
en waren zeer verheugd.
185[regelnummer]
Aan enig verdriet dachten ze toen niet.
Cloyris zorgde goed voor de twee.
Het eten, dat men hen gaf,
dat deelden ze samen
met heel veel vreugde.
190[regelnummer]
De kinderen lagen de hele nacht
heel blij bij elkaar.
Ze vergaten al het verdriet
en het vele leed,
dat ze geleden hadden
195[regelnummer]
voordat ze bij elkaar waren gekomen.
Door de grote liefde voor elkaar
sliepen ze maar heel weinig.
De volgende ochtend zei
Cloyris heel vroeg tegen Blantsefluor:
200[regelnummer]
‘Lieve jonge dame,
sta op, we moeten
de koning, onze heer, dienen,
zoals we [...........]
|
|