De fragmenten van de Limburgse 'Floyris en Blantsefluor'
(2013)–Anoniem Floyris, Trierse– Auteursrechtelijk beschermdFragment 7: Gesprek tussen de torenwachter en Floris135[regelnummer]
in míme hus nů iet gescíet Ga naar voetnoot+
dat ug missevalle,
dat beteríc me talle. Ga naar voetnoot+
Havet er og hier gesoht,
des ic ug gehelpen mog,
140[regelnummer]
mit allen minen sinnen Ga naar voetnoot+
dat willic ug gewinnen.
Uwe ser dat is mie leit.
Gedenkit an uwer manheit
ende sagit mie al íwe tat.
145[regelnummer]
Of ic mac ic geve iu rat.’
Floyres die sprac do
mit sorgen den alden to:
‘Gir sprekit als ein gut man. Ga naar voetnoot+
Sint ic in uwe hus quam,
150[regelnummer]
mir negesciete nit mer wan gůet.
Andirs seric is min můet.
Here, ic sage iu wat mig wirre. Ga naar voetnoot+
Up disen selven turne
is Blant[seflůr ..... ,
155[regelnummer]
die na]m mir hat ende nit.
Duplike wart [......]
Vertaling 135[regelnummer]
‘[...] in mijn huis nu iets geschied
dat u niet bevalt, daarvoor
zal ik u helemaal schadeloos stellen.
Hebt u hier verder iets gezocht,
waaraan ik u kan helpen,
140[regelnummer]
dan wil ik mijn uiterste best doen
het voor u te verwerven.
Uw verdriet doet mij pijn.
Denk aan uw manhaftigheid
en vertel me alles wat u gedaan hebt.
145[regelnummer]
Als ik kan dan geef ik u raad.’
Floyris zei daarop
heel bezorgd tegen de oude heer:
‘U spreekt als een vriendelijk mens.
Sinds ik in uw huis gekomen ben,
150[regelnummer]
is mij uitsluitend goeds ten deel gevallen.
Mijn gemoed is om een andere reden bedroefd.
Heer, ik zeg u wat me dwars zit.
Bovenin deze toren
woont Blantsefluor [.....],
155[regelnummer]
die heeft men uit haat en nijd van mij afgenomen.
Door diefstal werd [......]
|
|