De overgeleverde fragmenten van ‘Floyris en Blantsefluor’ worden in de Stadtbibliothek in Trier in de handschriftenafdeling (map X, althochdeutsche und mittelhochdeutsche Fragmente, Nr. 13) bewaard, samen met de Aegidius- en de Silvesterfragmenten. |
De eerste editie verscheen van de hand van E. Steinmeyer: Trierer Bruchstücke I Floyris, in: Zeitschrift für deutsches Altertum und deutsche Litteratur 21 (NF 9), 307-331. |
De hier afgedrukte tekst berust op de editie van M. Gysseling, Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300), uitgegeven m.m.v. en van woordindices voorzien door W. Pijnenburg. Reeks II: Literaire handschriften. Deel I, Fragmenten, ̓s-Gravenhage 1980. (Digitale uitgave Sdu Uitgevers 1998). |
Een eerdere identieke editie van G. de Smet en M. Gysseling verscheen onder de titel ‘Die Trierer Floyris-Bruchstücke’, in: Theodisca Gandensia 2 (1968), 157-196. |
In de voetnoten van de editie De Smet/Gysseling (1968) wordt uitvoerig op handschriftelijke bijzonderheden ingegaan. |
In de aantekeningen zijn, waar dit relevant is, de aanvullingen van Steinmeyer (zie De Smet/Gysseling 1968, 169) toegevoegd. |
Om de leesbaarheid van de tekst te bevorderen zijn in afwijking van de editie van Gijsseling, 1980, de volgende veranderingen aangebracht: |
- De rijmpunten die in het handschrift het eind van de versregel markeerden zijn verwijderd; de tekst is van een moderne interpunctie voorzien. |
- De zestien fragmenten krijgen een titel die in het kort de inhoud omschrijft. |
- Het begin van een zin, eigennamen en het woord God worden met een hoofdletter geschreven. |
- Waar dit nodig was, is de schrijfwijze (bv. u/v) aan het moderne gebruik aangepast; het teken ů vervangt het teken v° uit de editie Gysseling. |
- Tussen vierkante haken staan, zoals in de oorspronkelijke editie, de weggevallen en/of onzekere woorden of letters, toevoegingen etc. |