De kuisheidsproef oorspronkelijk
Er is in de TR een scène overgeleverd die oorspronkelijkere trekken vertoont dan de overeenkomstige in de VA. Het gaat om het volgende. De bruggenwachter vertelt de jongeman in beide versies over de situatie in Babylon. In de stad ligt de zwaar bewaakte haremtoren waarin Floris’ geliefde is opgesloten. Aangrenzend aan de toren bevindt zich een paradijselijke tuin. Uit het Frans blijkt dat de tuin niet gemakkelijk te betreden is. Een brede rivier, de Eufraat, stroomt namelijk rond om de tuin heen. Ieder jaar onderwerpt de emir zijn haremdames aan een kuisheidsproef. In de tuin van Babylon ontspringt in de VA een bron, waaruit een beekje stroomt. De haremdames worden gedwongen één voor één dit beekje (v. 2042: ‘ruissel de la fontenele’) over te gaan. Het water heeft een bijzondere eigenschap. Als namelijk een kuise dame het beekje passeert, blijft het water helder en rein. Maar als een onkuise vrouw dit doet, dan wordt het water plotseling volledig in beroering gebracht (v. 2072: ‘L’eve en est lués tote meüe’). De rivier, die bij het passeren de kuisheid van de dames test, is in de VA dus geen grensrivier. Dit is de Eufraat. Het testriviertje ontspringt midden in de paradijstuin (A, v.2021: ‘En miliu sort une fontaine’).
Hoe is de situatie in de TR? De dames, zo vertelt de tekst, komen uit de haremtoren naar beneden en bereiken daarna een brug, die toegang tot de hof tuin verschaft (TR, v. 50-51: ‘eine brucke [...],/ d]ar ovir gan můet’). Onder de brug bevindt zich een mysterieuze rivier. Als namelijk een dame, die haar maagdelijkheid heeft verloren, de brug oversteekt, wordt het water, dat eerst ‘clare alsame die sunne’ was, troebel (‘drove’) (v. 60 vlg.). Hieruit blijkt in alle duidelijkheid, wie van de dames maagdelijk is (v. 62 vlg.) en wie niet kuis heeft geleefd. Alleen de kuise dames mogen daarop de hoftuin betreden. De brug heeft in de TR (in tegenstelling tot de beschrijving in de VA) een dubbele functie. (1) Hij voert over de bovennatuurlijke rivier die de twee locaties (toren en tuin) scheidt en (2) hij test de passerende dames. De in TR beschreven oordeel- of test brug vindt zijn oorsprong in de eschatologische visioenenliteratuur. De beschrijving is als volgt: Op haar reis naar de Andere Wereld komt de menselijke ziel, vaak begeleid door een engel, bij een wilde, veelal stinkende rivier, die de grens met de aanlokkelijke, paradijselijke overkant vormt. De enige toegang tot dit aantrekkelijke reisdoel vormt een brug. De oversteek is niet zonder gevaar. De ziel wordt bij het overschrijden van de brug namelijk aan een test onderworpen. Bepalend voor een gelukkige passage is de levenswandel van de mens tijdens zijn aardse bestaan. Leefde de mens deugdzaam en godvrezend dan zal de oversteek moeiteloos slagen. Maar als de ziel van een zondige persoon de brug probeert over te steken, dan valt zij van de brug af in het helse water eronder. De ‘brug naar de Andere Wereld’, ook wel zielen-brug genoemd, treffen we reeds aan in de visioenen van Gregorius van Tours (eind 6e eeuw).
In de Limburgse Florisversie trekt het materiaal, waaruit de brug is samengesteld onze aandacht. (TR, v. 52: ‘ein topazius ist vil gůet’). De brug lijkt uit de edelsteen topaas te bestaan. De Smet vroeg zich af of de keuze van de steen op invloed van een lapidarium berustte. Het antwoord luidt bevestigend. De goudkleurige edelsteen bezit volgens de middeleeuwse steenboeken bovennatuurlijke eigenschappen. Hij is in staat kokend, opborrelend water koud en weer rustig te maken, als men hem erin legt. (Vgl. Maerlants Der Naturen Bloemen, v.16170-16171: ‘dat hi .i. vat datmen siet wallen/ vercouden doet enten wal vallen’). Bovendien helpt de topaas tegen boosheid en onkuise gevoelens (v. 16176: ‘gramscepe ende onsuverhede verdrivet sine moghenthede’). (M. Gysseling 1998, 403-404). De traditie loopt door tot in Vondels ‘Heerlijckheid van Salomon’ waar we lezen: ‘de topaes zal bestrijen Vrouw Venus’. De steen past wonderwel bij de kuisheidstest. Het water, helder en klaar als een reine dame over de brug schrijdt, wordt een helse vloed als een onkuise de oversteek waagt. Het water weerspiegelt de status van de dame. Volgens de eschatologische voorstelling zijn het de deugden, die de oversteek doen slagen. De topaas, volgens de traditie een symbool van kuisheid, vormt hier (letterlijk) de brug, waarover de dames de paradijselijke tuin bereiken. Onze conclusie luidt: Het concept in de TR komt sterk overeen het de oordeel-brug uit de visioenenliteratuur en vertegenwoordigt mogelijk de oorspronkelijke redactie. (Winkelman 1989, 143-145). In de VA is dit concept vervaagd. De zwaardbrug uit de ‘Chevalier de la charette’ van Chrétien de Troyes, waarover de ridder Lancelot moet kruipen om het land van zijn geliefde te bereiken, is door dezelfde eschatologische traditie geïnspireerd. De zwaardbrug test hier echter niet de kuisheid, maar de dapperheid van de ridder.