Martin de Haan
Mijn ideale vertaalwereld
Geen enkel woord doet in boekvertalerskringen zoveel stof opwaaien als het woord ‘boekvertaler’. In mijn laatste column van dit reeksje van vier zal ik proberen uit te leggen waarom dat zo is, en waarom het niet zo zou moeten zijn.
Boekvertalers zijn mensen die boeken vertalen, zoals toneelvertalers mensen zijn die toneel vertalen en psalmvertalers mensen die psalmen vertalen. Dat klinkt logisch, maar is het niet. Om een indruk te geven van de heftige emoties die het woord kan losmaken: minstens drie keer heb ik een gerenommeerd boekvertaler (telkens een andere) horen uitroepen: ‘Het woord “boekvertaler” staat niet eens in Van Dale!’ Waarmee de personen in kwestie niet hun verontwaardiging over het ontbreken van hun beroep in het belangrijkste Nederlandse woordenboek wilden uitdrukken, maar juist hun ergernis over het gebruik van een woord dat officieel niet eens bestaat - of liever gezegd bestond, want waar de veertiende druk van de dikke Van Dale (2005) zich beperkt tot de samenstellingen Bijbelvertaler, Eddavertaler, filmvertaler, foldervertaler, musicalvertaler, Ovidiusvertaler, poëzievertaler, psalmvertaler, sonnettenvertaler en toneelvertaler, laat de vijftiende druk (2015) de Eddavertaler en de Ovidiusvertaler weg (ze staan nog wel in het online woordenboek) en voegt in plaats daarvan de boekvertaler toe. Dat heet in taalkundige termen een ‘productief woordvormingsprocedé’: het Nederlands kan met behulp van samenstellingen oneindig veel nieuwe woorden aanmaken, en als die maar vaak genoeg worden gebruikt, belanden ze in het woordenboek - denk bijvoorbeeld aan ‘kopvoddentaks’, dat ik als medewerker van Van Dale n-f dan ook subiet op mijn bord kreeg bij de jaarlijkse updating.
Maar waarom zijn sommige boekvertalers dan toch zo allergisch voor het woord ‘boekvertaler’? Dat heeft een historische reden, zoals bijna alles trouwens. We spreken in Nederland namelijk al sinds jaar en dag vooral van ‘literair vertalers’, waarmee we dan doelen op vertalers van literaire boeken. Deze literair vertalers maken van oudsher deel uit van wat tot voor kort de chique naam Vereniging van Letterkundigen droeg (opgegaan in de Vereniging van Schrijvers en Vertalers, inmiddels Auteursbond geheten), en ze zijn herkenbaar aan een drievoudig sjibbolet: Modelcontract, modeltarief, beurswaardigheid. (Korte uitleg: het met de uitgevers collectief overeengekomen Modelcontract garandeert de vertaler een fatsoenlijke behandeling, waaronder een aandeel in de winst; het aan dat contract gekoppelde gangbare tarief moet al te grote uitbuiting door de uitgever voorkomen, en beide zijn vereist om een projectwerkbeurs van het Nederlands Letterenfonds te mogen aanvragen. Dit alles geldt uitsluitend voor literatuur in de beperkte zin des woords.) Buiten dat drievoudig versterkte literaire bastion worden natuurlijk ook boeken vertaald - meestal tegen lagere tarieven en slechtere voorwaarden, en zonder werkbeurs - en daar hebben we ze dan, de ‘algemeen boekvertalers’ die dat werk verrichten.
De tweedeling is zo door en door Nederlands