Filter. Tijdschrift over Vertalen. Jaargang 26
(2019)– [tijdschrift] Filter. Tijdschrift over Vertalen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||
Axel Rekkers
| ||||||||||||||||||
De auteur en de vertaler als censuurbronVoor Westdickenberg begint de censuur bij de uitgeverijen. Een ddr-auteur kon echter ook zelfcensuur toepassen. Hij of zij wist dat bepaalde ideologische zaken nooit door de censuur zouden komen en vermeed of verdoezelde ze dan ook. Voor Theun de Vries - die voor de Nederlandse markt schreef - speelde deze zelfcensuur in principe geen rol. Wat Het wolfsgetij betreft, dat eerst in Nederland verscheen (Pegasus 1965) en daarna op initiatief van de uitgeverij Volk und Welt in de ddr werd gepubliceerd, lijkt dit inderdaad op te gaan. Doodskoppen en kaalkoppen werd daarentegen | ||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||
door De Vries rond 1964/1965 - nog voor de roman in Nederland verscheen - aan de West-Duitse uitgeverij Röderberg aangeboden.Ga naar eindnoot3 Röderberg was de uitgeverij van de West-Duitse Vereinigung der Verfolgten des Naziregimes (vvn), een door de Oost-Duitse communistische partij opgerichte, antifascistische organisatie waarvan de West-Duitse afdeling financieel en ideologisch afhankelijk was (März 2016: 246). Röderberg moest dus rekening houden met de ddr-gevoeligheden op het vlak van censuur. Het is goed mogelijk dat Theun de Vries - die als kaderlid van de Communistische Partij Nederland van deze ideologische afhankelijkheid op de hoogte kon zijn - in het geval van Doodskoppen en kaalkoppen rekening heeft gehouden met bepaalde eisen van de ddr-censuur. Dit vermoeden van zelfcensuur bij De Vries berust op het feit dat hij het recht van eerste druk aan Röderberg had toegewezen en wist dat het boek in samenwerking met een ddr-uitgeverij zou worden uitgebracht. Röderberg zou het boek dus nog vóór de Nederlandse editie als eerste op de Oost-Duitse markt brengen. In hoeverre Theun de Vries dit had voorzien tijdens het schrijven van zijn werk, is niet duidelijk, maar Jos Perry wijst terecht op het sterke optimisme dat de opeenvolgende hoofdstuktitels van Doodskoppen en kaalkoppen uitstralen en hij vermoedt dat De Vries zich aan het universele principe hield dat communistische schrijvers in hun werk een optimistisch toekomstperspectief moesten bieden om op een waardevolle manier bij te dragen aan de communistische strijd (Perry 2013: 246). Daarbij vergeet Perry echter dat De Vries al op de hoogte was van het optimisme dat noodzakelijk was om door de ddr-censuur te komen. Vier hoofdstukken van zijn trilogie 1848 waren, juist omwille van een gebrek aan optimisme, door de ddr-censuur geschrapt (Perry 2011). Dat versterkt het vermoeden dat De Vries, die zijn roman Doodskoppen en kaalkoppen indirect aan een ddr-uitgeverij aanbood, bij het schrijven ervan rekening heeft gehouden met de ddr-censuur. Verder onderzoek in het privé-archief van Theun de Vries zal hier uitsluitsel moeten bieden.
Behalve de auteur ontbreekt in het organigram van Westdickenberg ook de vertaler als mogelijke censor. Net als ddr-auteurs konden ook Oost-Duitse vertalers zelfcensuur toepassen. Voor Udo Birckholz, de vertaler van Het wolfsgetij die als Gutachter honderden leesrapporten voor verschillende uitgeverijen en de censuurdienst schreef, gold dit vanzelfsprekend ook. In het geval van Doodskoppen en kaalkoppen is het niet helemaal duidelijk wie het werk heeft vertaald. In zijn aanvraag bij de censuurdienst geeft Verlag der Nation Werner Stertzenbach op als vertaler, maar in de vertaling zelf wordt T[rudel] van Reemst de Vries vermeld. In hoeverre zij als Nederlandse communiste op de hoogte was van de ddr-censuur is niet bekend. Maar voor de West-Duitser Stertzenbach liggen de zaken anders. Hij was hoofdredacteur van de vvn-krant Die Tat, die net zoals Röderberg door de ddr werd gefinancierd en gecontroleerd, en kende dus de gevoeligheden van de ddr, waarmee hij mogelijk rekening heeft gehouden bij zijn vertaalwerk. Om over de mogelijke zelfcensuur van Stertzenbach en Van Reemst een sluitende conclusie te kunnen trekken, zouden de bron- en doelteksten met elkaar vergeleken moeten worden, wat echter een onderzoeksproject op zich vormt en dus buiten het kader van deze studie valt. | ||||||||||||||||||
De uitgeverij als censorWaar bij de auteur en de vertaler mogelijk sprake was van zelfcensuur, is de censuur bij de uitgeverij een uitgemaakte maar complexe zaak, zoals zal | ||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||
blijken uit de volgende chronologisch-comparatieve geschiedenis van de beide werken. Voor Het wolfsgetij is de vertaalgeschiedenis - in tegenstelling tot de censuurgeschiedenis - eenvoudig. Op vraag van de ddr-uitgeverij Volk und Welt ging Theun de Vries ermee akkoord dat de roman in de ddr werd vertaald en uitgegeven. Op 26 januari 1966 werd het contract tussen de beide partijen gesloten. Doodskoppen en kaalkoppen kende een complexere start, doordat het op initiatief van De Vries aan de West-Duitse uitgeverij Röderberg werd aangeboden. Daarbij wist De Vries dat de uitgeverij voor de publicatie zou samenwerken met een ddr-uitgeverij. Röderberg bood de roman inderdaad aan Volk und Welt aan, met de verplichting het werk vóór 1966 - de vastgelegde publicatiedatum bij de Amsterdamse uitgeverij P.N. van Kampen & Zoon - te publiceren, dit met het oog op het recht van eerste druk dat De Vries aan Röderberg had aangeboden. Volk und Welt wees het aanbod echter af wegens de tijdsdruk. Vervolgens ging Röderberg in onderhandeling met Verlag der Nation en bezorgde de uitgeverij op 1 april 1965 het eerste deel van Doodskoppen en kaalkoppen, waarbij nogmaals beklemtoond werd dat het boek vóór 1966 moest verschijnen (barch, dy17/3788: 1.4.1965). Op 23 november 1965, acht maanden na het eerste deel, werd het tweede deel bezorgd. Uit het bijgevoegde schrijven blijkt dat toen nog steeds niet duidelijk was of Verlag der Nation bereid was tot publicatie van het werk (barch, dy17/3788: 23.11.1965). Pas op 4 maart 1966, dus ruimschoots te laat om het recht van eerste druk te kunnen uitoefenen, werd bij Verlag der Nation het besluit tot publicatie definitief genomen en werd - nog eens zeven maanden later - op 27 september 1966 een voorlopig contract tussen Röderberg en Verlag der Nation gesloten (barch, dy17/5313: 27.9.1966). De vertaler Werner Stertzenbach uitte in december van datzelfde jaar terecht zijn teleurstelling over het feit dat Röderberg het recht op eerste druk heeft verspeeld (barch, dy17/3788: 20.12.1966). De Nederlandse versie van het boek was namelijk inmiddels al verschenen. Nadat beide uitgeverijen het besluit tot publicatie hadden genomen, werd alles in gereedheid gebracht om de toelating bij de censuurdienst Hauptverwaltung Verlage und Buchhandel aan te vragen. Hierbij vond een literaire en vooral ideologische controle plaats, waarvoor de uitgeverij ook een externe expert inschakelde. In de regel was dit een literair specialist die het manuscript onafhankelijk van de uitgeverij beoordeelde (Kirsten 2007: 54). De bevindingen van de uitgeverij en de externe expert werden in de vorm van twee leesrapporten (Verlagsgutachten en Außengutachten) samen met het manuscript en een ingevuld technisch formulier (Druckgenehmigungsbogen) bij de censuurdienst ingediend. Dit was een standaardprocedure waaraan ieder manuscript in de ddr werd onderworpen. Daarbij moet worden aangemerkt dat deze Gutachten geen zuiver literaire beoordelingen waren, maar deel uitmaakten van het ideologisch-tactische spel waarbij de uitgeverij problematische delen van de tekst bagatelliseerde en positieve elementen extra benadrukte om het manuscript door de censuur te krijgen (Thomson-Wohlgemuth 2009: 105). Dit tactische spel ging zo ver dat de externe en als onafhankelijk bedoelde Außengutachten in samenspraak met de uitgeverij werden geschreven (Rother 2003: 133) of dat een Verlagsgutachten als Außengutachten werd ingediend (Kirsten 2007: 54). Soms werden heikele delen van Außengutachten zelfs zonder medeweten van de expert door de uitgeverij veranderd om mogelijke problemen bij de censuurdienst te voorkomen (Meinert 2000: 154). | ||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||
Alhoewel Volk und Welt voor Wolfszeit al eind januari 1966 een contract met Theun de Vries sloot, werd de aanvraag pas 22 maanden later bij de censuurdienst ingediend (barch, dr1/2337a: 406). Voor Dolle Dinsdag werd het dossier door Verlag der Nation al vier maanden na sluiting van het voorlopige contract met De Vries ingediend (barch, dr1/2399a: 461). De lange controletijd bij Volk und Welt had te maken met de problematische, seksueel getinte inhoud van Het wolfsgetij, zoals Perry (2011) al aan het licht bracht. Het boek is doorspekt met seksueel taalgebruik, zoals handen die tussen dijen verdwijnen en borsten die worden bepoteld. In de meest expliciete passage vraagt het hoofdpersonage na het optillen van haar rokken het tegenpersonage om haar te likken. Dat dergelijke taal verwijderd werd, was niet uitzonderlijk in de ddr: seks was een belangrijke reden om te censureren (Thomson-Wohlgemuth 2009: 126). Zo werd in 1972 de vertaling van Teresa Batista cansada de guerra van de communistische Braziliaanse schrijver Jorge Amado zelfs pertinent geweigerd door Volk und Welt, met als reden: ‘Eine Hure kann nicht positive Heldin eines Romans sein’ (Amado 1997: 164-165). Hierbij is van groter belang voor de vertaalen censuurgeschiedenis dat Roland Links, de hoofdredacteur van Volk und Welt, aan de censuurdienst liet weten dat zestien passages (zeven à acht bladzijden) met goedkeuring van Theun de Vries door de vertaler Udo Birckholz werden geschrapt (barch, dr1/2337a: 410). Wat Links in een aanvullende Stellungnahme des Lektorats verwoordt, is een klassiek geval van voorcensuur zoals die in alle ddr-uitgeverijen plaatsvond. Het was de uitgever die - zonder voorafgaande inmenging van de censuurdienst - besloot dat bepaalde delen ideologisch fout waren en vervolgens de vertaler opdracht gaf die te schrappen. Censuur in de ddr was meer dan louter tekstmanipulatie en omvatte zoals Thomson-Wohlgemuth (2009: 62) het stelt ook het volledige redactionele voorbereidende werk. Dat hierbij ook de auteur om toestemming werd gevraagd, geeft niet alleen aan hoe getrapt het censuursysteem was, maar ook hoe iedere betrokken partij haar eindverantwoordelijkheid inzake censuur trachtte door te schuiven. Het feit dat Roland Links zijn uitleg in een aanvullend schrijven doet en niet in het Verlagsgutachten zelf, duidt er ook op dat de uitgeverij de twee leesrapporten niet als afdoende beschouwde om de goedkeuring te verkrijgen en daarom de door haar uitgevoerde censuur als extra, positief argument ten voordele van het manuscript inzette.Ga naar eindnoot4 Maar ook de censuurdienst Hauptverwaltung Verlage und Buchhandel was niet overtuigd door de twee leesrapporten en vroeg op zijn beurt nog een extra extern leesrapport (HV-Außengutachten) aan. Op zichzelf is een dergelijk HV-Außengutachten een goede indicator voor mogelijke censuurproblemen, al zegt het meer over de tijdsgebonden strengere ideologische controle dan over het werk van Theun de Vries zelf. Zo vroeg de censuurdienst in 1967 - het jaar van de aanvraag van Wolfszeit - voor 54,9% van alle goedgekeurde publicaties een HV-Außengutachten aan, terwijl er in 1983 - het jaar dat Wolfszeit uiteindelijk werd gepubliceerd - geen enkel HV-Außengutachten werd aangevraagd (Rekkers 2019). De controle van Doodskoppen en kaalkoppen verliep sneller doordat er geen ideologische problemen met de inhoud waren. Wel werd op bladzijde 255 een aantal zinnen geschrapt, die ook in de Nederlandse editie van P.N. van Kampen & Zoon waren verwijderd. Bovendien werd een beperkt aantal zinnen ‘anders angelegt’ (barch dy17/3788: 16.3.1967). Het ging hier vooral om taalkundig-stilistische veranderingen zoals Verlag der Nation in haar Verlagsgutachten aangeeft. Wel | ||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||
ontstond er nog enige vertraging doordat Frans Masereel zijn illustraties voor Dolle Dinsdag later dan verwacht bezorgde en een bij het Komitee der Antifaschistischen Widerstandkämpfer aangevraagd Außengutachten werd afgewezen waardoor meer dan twee maanden verloren gingen (barch dy17/3788: 28.7.1966). Ook voor Doodskoppen en kaalkoppen vroeg de censuurdienst een HV-Außengutachten aan, uitgerekend bij Udo Birckholz, de vertaler van Het wolfsgetij. Ongewoon was dit niet, aangezien er in de ddr een tekort was aan gespecialiseerde proeflezers: iedereen viste in dezelfde kleine vijver. Hetzelfde gebeurde bij Wolfszeit, waarvoor wederom Udo Birckholz een Außengutachten schreef, nu dus voor een werk waarvan hij zelf de vertaler was (barch, dr1/2337a). Uiteindelijk kregen beide manuscripten - Dolle Dinsdag op 18 februari 1967 en Wolfszeit op 6 november 1967 - de goedkeuring van de censuurdienst en gingen ze naar de drukkerij. | ||||||||||||||||||
Van inhoudelijke censuur naar een totaalverbodMaar dan, op 10 januari 1968, laat Walter Czollek, de directeur van Volk und Welt, via een intern bericht weten dat: Der Titel ‘Wolfzeit’ [sic] von Theun de Vries bis auf Widerruf auf Lager genommen werden [muss], nachdem die Herausarbeitung in der Druckerei beendet ist. Es gibt eine sehr heftige Kritik am Autor wegen antisowjetischer Äusserungen. Wir versuchen, mit der HV Verlage und Buchhandel das Problem zu klären (AdK VuW 3807: 10.8.1968). Gelijktijdig stuurt Günter Hofé, directeur van Verlag der Nation, voor Dolle Dinsdag eenzelfde mededeling rond en een dag later sommeert hij alle betrokken instanties dat geen enkel exemplaar het huis mag verlaten (barch dy/5313: 12.1.1968). Waar Volk und Welt laat weten de censuurdienst te zullen contacteren om het probleem op te lossen, wacht Verlag der Nation het besluit van de ‘sowjetische Genossen’ af met de mededeling dat de Sovjetdichter Jevgeni Dolmatovski de veroorzaker van het probleem was (barch dr1/2399a: 465). Die had in het Sovjettijdschrift Literatoernaja Gazetta een zeer negatief artikel over De Vries geschreven, naar aanleiding van diens anti-Sovjet artikel in het Nijmeegs Universiteitsblad (Perry 2013: 244-245). De ‘sowjetische Genossen’ lieten weten dat zij geen boeken van De Vries meer zouden uitgeven. Daarop besliste de censuurdienst in augustus 1968 dat de werken van Theun de Vries die reeds op de markt waren nog verkocht mochten worden, maar dat Dolle Dinsdag niet meer mocht verschijnen (barch dy17/5313: 22.5.1975). Ook Wolfszeit mocht niet meer worden uitgebracht, al waren de gevolgen daarvan iets minder ingrijpend omdat het boek wel al gezet, maar nog niet gedrukt was. Zoals eerder gezegd, worden Dolle Dinsdag (1967) en Wolfszeit (1983) ondanks het totaalverbod in de fondslijsten van Volk und Welt en Verlag der Nation vermeld. Voor Wolfszeit is dit eenvoudig te verklaren door het feit dat Volk und Welt tot eind 1982 heeft gewacht om het boek opnieuw - en deze keer met succes - aan de censuurdienst aan te bieden en het alsnog op de markt te brengen (barch, dr1/2381: 298). De tijdsgeest was dusdanig veranderd dat Siegfried Lokatis terecht stelt dat de fondslijst van Volk und Welt van 1987, en bij uitbreiding de hele jaren tachtig, beschouwd kan worden als een ‘ddr-Verbotsindex der fünfziger und sechziger Jahre’ (Lokatis 2005: 48). Hoe kan het dan dat Dolle Dinsdag niettemin 1967 als publicatiedatum draagt? Of beter gezegd, | ||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||
hoe kan het dat er twee identieke uitgaven van Röderberg en Verlag der Nation bestaan met als publicatiedatum 1967? Na zijn mededeling dat er geen exemplaar van Dolle Dinsdag het huis mocht verlaten, nam Günter Hofé op 22 januari 1968 opnieuw contact op met de censuurdienst om te vragen of het deel van de oplage dat in naam van Röderberg was gedrukt alsnog naar West-Duitsland verstuurd mocht worden. De censuurdienst liet daarop weten dat indien Röderberg het boek toch op de West-Duitse markt wilde brengen, de uitgeverij daarvoor de goedkeuring van de West-Duitse communistische partij (kpd) nodig had en dat de censuurdienst in dat geval eerst nog het Centraal-comité van de sed zou contacteren (barch, dr1/2399a: 465). Wat de kpd en de sed exact besloten, is niet duidelijk, maar aangezien er in december 1968 in die darmstädter studentenzeitung [sic] (p. 31) een recensie over de Röderbergeditie verscheen, kan ervan uitgegaan worden dat de uitkomst positief was. | ||||||||||||||||||
Van totaalverbod tot uiteindelijke publicatieDit verklaart nog niet het publicatiejaar 1967 van de Verlag der Nation-uitgave. Na het verbod werd de volledige oplage van de Oost-Duitse editie van Dolle Dinsdag bij de grossist Leipziger Kommission und Grossbuchhandel opgeslagen in afwachting van een definitieve oplossing. Dolle Dinsdag was nu een boekhoudkundige last geworden waarvan de uitgeverij zich de daaropvolgende jaren zou proberen te ontdoen. In het najaar van 1969 werd de boekhoudkundige afschrijving aangevraagd en verkregen (barch dy/5313: 17.11.1969). Het financiële verlies was daarmee een feit en zo gaf Verlag der Nation te kennen niet meer van plan te zijn het boek te verkopen. Zes jaar later werd ook de effectieve vernietiging van de volledige Oost-Duitse oplage (7403 exemplaren) aangevraagd. Daarbij werden het werk en de auteur nogmaals aan een uitvoerige controle onderworpen: ‘An der literarischen Qualität und an der uneingeschränkten positiven Aussage des Werkes hat sich bis heute nichts geändert.’ Maar Theun de Vries had in de tussentijd niet stilgezeten. Tijdens de Praagse Lente had hij de kant van Alexander Dubček gekozen en zich ‘bei anderen Gelegenheiten als Maoist kenntlich gemacht’. Voor Verlag der Nation was het boek dus nog altijd zeer goed, maar de auteur werd nog fouter dan voorheen bevonden. Wel geeft Verlag der Nation toe dat het ‘seit Jahren um Theun de Vries politisch völlig still geworden ist’ en laat dan ook in haar aanvraag nog een mogelijkheid tot publicatie open: Für den Fall, dass das politische Verhalten des Autors zu den sozialistischen Ländern noch immer nicht als positiv einzuschätzen sein sollte, bleibt dem Verlag nur übrig, diesen Antrag auf Makulierung der Gesamtauflage zu stellen (barch dy17/5313: 22.5.1975). Voor de censuurdienst is het daarentegen een uitgemaakte zaak: op 8 augustus 1975 volgt de toestemming tot vernietiging. Maar blijkbaar is men bij Verlag der Nation toch niet zo gelukkig met de zelf aangevraagde vernietiging van Dolle Dinsdag, want op 2 september schrijft Günter Hofé in een interne nota dat hij opnieuw aan de censuurdienst heeft gevraagd of Dolle Dinsdag misschien toch gepubliceerd zou mogen worden. Daarop kreeg hij het antwoord dat De Vries ‘einer der übelsten Antikommunisten und Diskriminierer der Sowjetunion’ was, dat hij in de Sovjetunie nog steeds verboden was en dat er dus vernietigd moest worden (barch, dy17/3788: 2.9.1975). Een week later schrijft Hofé - opnieuw in een interne nota - dat hij uit een arti- | ||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||
kel in Neues Deutschland van 8 september 1975 heeft vernomen dat er bij de ddr-uitgeverij Mitteldeutscher Verlag desondanks een tekst van Theun de Vries is verschenen. Hierop had hij opnieuw contact opgenomen met de censuurdienst en werd de vernietiging tijdelijk ingetrokken in afwachting van een definitieve beslissing (barch, dy17/3788: 9.9.1975). Maar er kwam geen beslissing. De reden hiervoor was misschien dat de Stasi had ontdekt dat De Vries in contact stond met de dissidente auteur Stefan Heym (BStU, MfS ha xx/Abt. 3 - aks). Hoe het ook zij, bij Verlag der Nation laat men het dossier rusten, om drie jaar later opnieuw een poging te ondernemen. Op 27 september 1978 kaart Hofé het probleem aan bij Karl Raab, het hoofd van de Abteilung Finanzen und Parteibetriebe im Zentralkomitee der sed. Die beslist dat Dolle Dinsdag verder gestockeerd moet blijven totdat ‘eine Abstimmung über die Auslieferung des Titels auf höherer Ebene erfolgt sei’ (barch, dy17/3788: 9.10.1978). Weer wordt het stil, maar niet bij de Stasi. De Vries heeft nog steeds contact met Stefan Heym en door onderschepte brieven en afgeluisterde telefoongesprekken komt men te weten dat hij zeer negatief tegenover de ddr staat (BStU, MfS AP 55439/92). Op 11 januari 1980 krijgt Hofé van de censuurdienst te horen dat de voorraad van Dolle Dinsdag ergens anders moet worden opgeslagen of moet worden vernietigd. Hofé reageert hierop met de mededeling dat hij het bevel heeft gekregen de voorraad te laten waar die is (barch, dy17/3788: 11.1.1980). Dit zet blijkbaar een aantal machinaties in gang, want kort daarna komt Hofé te weten dat het dossier op hoog partijniveau in behandeling is en dat er bovendien contact is geweest met de kameraden van de Nederlandse communistische partij (barch, dy17/3788: 12.2.1980). Wat daarbij uit de bus kwam, is niet bekend, maar op 28 maart kan Verlag der Nation aan de grossist melden dat Dolle Dinsdag mag worden uitgebracht. Bijna twaalf jaar na het verbod komt Dolle Dinsdag in 1980 eindelijk op de markt, met als publicatiejaar 1967. | ||||||||||||||||||
BesluitWolfszeit en Dolle Dinsdag, twee werken van een in de ddr gevierd auteur, die er vanaf de contractondertekening respectievelijk zeventien en vijftien jaar over doen om gepubliceerd te worden, laten op verschillende niveaus zien hoe ambivalent de censuur in de ddr was. Of een werk nu inhoudelijk zwaar gecensureerd was door de uitgeverij zoals Wolfszeit of ideologisch correct was bevonden zoals Dolle Dinsdag, maakte geen verschil wanneer de auteur van zijn ideologisch voetstuk was gevallen. In het geval van Wolfszeit liet Volk und Welt de zaken op hun beloop en wachtte tot het censuurtij gekeerd was om het werk alsnog op de markt te brengen. Bij Dolle Dinsdag werd klaarblijkelijk met tegenzin het vernietigingsproces van het reeds gedrukte werk in gang gezet. Opmerkelijk is dat Verlag der Nation daarbij wel stappen ondernam om het boek alsnog te kunnen uitbrengen, maar tegelijkertijd ook vermeldde dat de auteur ideologisch nog fouter was geworden. Waarom benadrukte Verlag der Nation die foute ideologie, terwijl de uitgeverij heel goed wist dat dat juist de reden voor het verbod was? En waarom kon Volk und Welt Wolfszeit in 1980 zonder problemen uitbrengen, terwijl Verlag der Nation in datzelfde jaar te horen kreeg dat de oplage van Dolle Dinsdag verhuisd of vernietigd moest worden? Bovendien is het opmerkelijk dat er al in 1975 een tekst van De Vries was gepubliceerd bij het Mitteldeutscher Verlag, terwijl Verlag der Nation in 1980 nog steeds moest verantwoorden waarom ze Dolle Dinsdag niet vernietigden. De geschiedenis van Wolfszeit en Dolle Dinsdag laat goed zien hoe dub- | ||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||
bel de rol van uitgeverijen in de ddr was: censureren om door de censuur te geraken, onderdrukken om te ondersteunen. Dat ook de censuurdienst Hauptverwaltung Verlage und Buchhandel kennelijk een ambivalente rol speelde, is voer voor verder onderzoek. | ||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||
Ongepubliceerde archiefbronnen
|
|