van een bachelor in de vreemde taal, heet die van de beginner (in de eerste versie van 2014 stond er nog: ‘aanloopniveau’). Na je master ben je een gevorderde (in 2014: ‘beginner’). Daarna (in fase 3) kun je je een ‘beginnend professional’ noemen - het lijkt een gegoochel met termen en daar zit mogelijk ook de bron van enige begripsverwarring. Anderzijds is het de realiteit dat je dan nog moet beginnen aan het opbouwen van een vertaal-carrière en opdrachten moet krijgen. De Elses, Marioleins en Mischa's waren beginners op het moment dat ze grootse vertalingen afleverden. Vermoedelijk werden ze meteen goed gesteund, zij het nog niet met de infrastructuur waarover we nu beschikken. Tegenwoordig zit er ook een beleidskant aan: hoever moet je zijn om je met een mentoraat verder te ontwikkelen, hoeveel vertalingen op je naam hebben om in aanmerking te komen voor werkbeurzen - en vervolgens af te raken van dat verfoeilijke etiket een beginner te zijn. Het Nederlandse fonds heeft een tarief voor wat zij beginnende vertalers noemen en een tarief voor ervaren vertalers: vanaf vijf gepubliceerde literaire vertalingen (van gemiddelde omvang) wordt de vertaler in de regel aangemerkt als ervaren.
In dit honderdste Filter-nummer mikten de drie redacteuren die tekenden voor het thema ‘jonge vertalers’, eveneens op een peiling, een impressie. Met de vraag of er wel goed werk wordt afgeleverd. Een nulmeting werd het niet, maar de vertaalkritieken die tot stand kwamen wettigen wel de conclusie dat het vertaalniveau als hoog kan worden gekenschetst. Of er cultboeken bij zijn die de tand des tijds zullen doorstaan valt niet te zeggen. Het is ook moeilijk de Lettes, Lisa's en Jeskes van nu te vergelijken met de Riens, Barbers en Peters van toen. Als ze de komende tien jaar even gestaag kansen krijgen als in de eerste jaren van hun loopbaan, gaan ze het redden en zullen ze verantwoordelijk zijn voor heel wat nieuwe meesterwerken. Maar krijgen ze die kansen wel? In ieder geval niet allemaal, zoveel is duidelijk.
Hoe oud is jong en hoe jong is oud tegenwoordig? Uit een stevig veldonderzoek in 2006 bleek dat bijna 15% van de ondervraagde vertalers zijn of haar eerste beroepsmatige vertaling gepubliceerd had zonder daarvoor betaald te krijgen. Jongere vertalers kwamen evident minder aan opdrachten; de gemiddelde respondent van het veldonderzoek werd destijds geprofileerd als een 46,5-jarige vrouw die iets meer dan vijftien jaar actief was als vertaler. Vijf jaar later concludeerde een economisch onderzoekrapport waarin makers en uitvoerend kunstenaars gevraagd werd naar hun mening over beheer, mogelijkheden en onmogelijkheden van auteursrecht in een digitale omgeving, dat de beroepsgroep vertalers voor 62% uit vrouwen bestond en een gemiddelde leeftijd had van 56 jaar. Spectaculair om te zien hoe de vergrijzing in vijf jaar tijd zo toesloeg. Hoe het nu is, weten we niet. Het nieuwe vertaalpleidooi (van mei 2019) zwijgt daarover, maar pleit wel voor goede beroepsperspectieven en ‘het vooruitzicht van een goedbetaalde en gewaardeerde baan’. Zo'n ‘baan’ zou mooi zijn, maar literair vertalers zijn over het algemeen nu eenmaal zzp'ers en afhankelijk van opdrachten. Hoe krijgen ze die? En wordt daar iets aan gedaan?
Het zijn harde feiten: vergrijzing, krimp van de boekenmarkt, voortschrijdende ontlezing - hoe kom je als jonge vertaler nog aan de bak? In ieder geval helpt het niet als je gestigmatiseerd wordt om je zogenaamd belabberde taalvaardigheid, als het aantal en de omvang van de individuele vertaalprojecten daalt of als je in algemene zin het tij tegen hebt. Er zijn mogelijk meer factoren, er is misschien meer concurrentie. Hoeveel vertalers waren er in de jaren zestig, zeventig,