Els Snick
Wadstoofpotje met coole riesling
Agnès Sorel. Ik ken die naam, maar weet niet meer waarvan. Hij duikt op in de roman die ik vertaal. Google leert me dat ze de lievelingsmaîtresse was van de Franse koning Karel vii, het decolleté populair maakte en met een ontblote borst vereeuwigd werd door de middeleeuwse schilder Jean Fouquet. Schrijfster van genoemde roman is Nora Bossong. We hebben elkaar vlak voor dat niet meer mocht ontmoet in Gent, samen pizza gegeten en rode wijn gedronken. Nora is gretig, slim, ze lacht veel en ik mag haar erg. Ze antwoordt altijd meteen op mijn mails en is van plan te komen als de vertaling in het najaar wordt gepresenteerd. Een aardige schrijfster dus, dat maakt het vertalen net zo prettig.
De Zwitserse schrijver Pascal Mercier heb ik één keer ontmoet, toen ik hem interviewde tijdens het Passa Portafestival in Brussel. Het vonkte niet meteen tussen ons en we hielden daarna geen contact. Ik dacht dat ik hem beter zou leren kennen toen ik zijn jongste roman ging vertalen: Het gewicht van de woorden, over het leven van een literair vertaler. Helaas. Ik kreeg van hem geen emailadres of telefoonnummer. Ik mocht mijn vragen bundelen en via mijn uitgever aan hem bezorgen. Ik had véél vragen. En ik dacht: weet je wat, ik los het zelf wel op.
De eerste recensie over Het gewicht van de woorden verscheen in Het Parool, onder de kop: ‘De nieuwe van Pascal Mercier is een draak van een roman.’ Dat had ik tijdens die maanden van vertalen ook zelf gedacht. Maar niemand die me geloofde. Wist ik wel wie Pascal Mercier was? De auteur van Nachttrein naar Lissabon! De erudiete filosoof Peter Bieri! Ik toomde mezelf in, zei dat het boek zeker niet slecht geschreven was, dat Joseph Roth me verwend gemaakt had, dat het echt wel interessant voor me was, eens iets anders, een nieuwe ervaring. Recensent Maarten Moll maakte een minder kronkelig bochtje: ‘Toch is het geen mislukte roman. Het gewicht van de woorden is eigenlijk een roman voor mensen die niet (echt) van literatuur houden. Die niet zelf willen nadenken over het verhaal dat wordt verteld.’
Het gebeurt wel vaker dat lezers van mijn vertalingen me een compliment sturen, iets willen vragen over mijn werk of me uitnodigen voor een lezing in hun leesclub of bibliotheek. Maar nooit eerder werd ik met zo veel superlatieven bedankt als door de fans van Pascal Mercier. Ik had de roman schitterend, geweldig, subliem vertaald. Ik moest met de auteur vast een bijzondere relatie hebben, want hij schreef in Het gewicht van de woorden immers zelf: ‘Niemand leert de auteur zo goed kennen als de vertaler. Vertalen schept een nabijheid die groter is dan elke andere, groter ook dan lichamelijke nabijheid, zelfs tussen geliefden. Want de vertaler kent na een tijd het meest intieme dat er aan een auteur te ontdekken valt: het verborgen alfabet van zijn fantasie.’ Ik ben blij met complimenten op mijn werk en stel Merciers fans niet graag teleur, dus antwoord ik zo diplomatiek mogelijk. Ik zeg bijvoorbeeld dat het hoofdpersonage, anders dan je zou denken, niet samenvalt met de auteur. En dat Mercier een druk bezet man is, met wie contact helaas niet mogelijk was.