human interaction at work, particularly the kind of interaction that can string the isolated data into meaningful progressions. If all that is so, some principles of an evolving humanization, and debate about the same, are in order.
In Translation und ‘Drittes Reich’ worden tolken en vertalers inderdaad als mensen zichtbaar gemaakt; een afgeleid voorbeeld geeft Larisa Schippel door te wijzen op het feit dat de beruchte boekverbranding van 10 mei 1933 ook een flink aantal vertalingen betrof, bijvoorbeeld van werk van Isaac Babel, John Dos Passos en Upton Sinclair. Wie de verbrande vertalers waren wordt nergens vermeld, laat staan dat gevraagd wordt hoe ze de nazitijd overleefden. Een aangrijpend levensverhaal is dat van vertaalster Irene Kafka, hier gereconstrueerd door Marjolijn Storm (voor deze Filter herzien en vernederlandst). Vertalen in oorlogstijd betekende een keuze maken tussen je terugtrekken, emigreren of collaboreren, meedoen, zo goed en kwaad als dat ging, of je verzetten; sommige vertalers werkten onder pseudoniem door. Elke Brems en Jan Ceuppens schetsen in dit nummer van Filter hoe dat in Vlaanderen was voor leidende literaire figuren die door wilden blijven schrijven en vertalen.
Aangrijpend zijn in ieder geval de beschrijvingen van tolken in dienst van de Wehrmacht, bijvoorbeeld in het bezette Noorwegen of in Finland. Pekka Kujamäki licht er een uit, een zekere Richard Linder die een dagboek bijhield van zijn diensttijd in Bergen. Het is duidelijk dat het tolken bij hem niet beperkt bleef tot vertalen, maar dat hij voortdurend bezig was te adviseren, controleren en te organiseren. Linder, die Zweeds geleerd had in Greifswald, deed aan wat hij ‘Strassenerkundung’ noemde. Hij liep in burgerkleren door de straten van Bergen en knoopte praatjes aan met de plaatselijke bevolking om erachter te komen hoe er over de Duitsers gedacht werd. In een tram vangt hij een gesprek op waarin een Noorse arbeider opgeeft van zijn en andersmans lijntrekkerij bij het werk aan een militair object, een onderzeeër waarschijnlijk. Volgens zijn meerdere, vertelt Linder, was dit een overduidelijk geval van arbeidssabotage en had hij tot onmiddellijke arrestatie moeten overgaan. Volgens Kujamäki, die het onderzoeksproject In Search of Military Translation Cultures leidt, kwam deze tolk voortdurend in situaties terecht waarin zijn loyaliteit jegens het leger dat hem zo nodig had vanwege zijn vreemdetalenkennis, danig op de proef werd gesteld. Hij schetst de ambivalentie van het tolken in dienst van een bezettingsmacht. Er bestond in nazi-Duitsland een zogenaamde Reichsfachschaft für das Dolmetscherwesen; in de statuten van die vakvereniging was vastgelegd dat de politiek actieve tolk en vertaler ‘bewust strijdt voor de politieke idealen van de Führer’. Ook hierin zal de Tweede Wereldoorlog prototypisch zijn.
Het lijkt erop dat de beroepsethiek bij tolken inderdaad een grotere rol speelde dan bij vertalers. Dat wordt ook duidelijk als je leest over de Majdanekprocessen die van 1944 tot 1948 plaatsvonden in het Poolse Lublin en waar ss'ers en oorlogsmisdadigers terechtstonden die in het concentratiekamp Majdanek misdaden hadden begaan tegen de menselijkheid. Daar zijn behalve stukken ook foto's van en een film waarin getuigen en gevangengenomen ss'ers in het kamp ondervraagd worden, onder meer door een vrouwelijke Sovjetsoldaat in het uniform van het Rode Leger. Malgorzata Tryuk beschrijft in voornoemd boek dat er door de Russen ook getolkt werd in het Frans en het Nederlands, afhankelijk noodlottigerwijze van wie in het kamp terechtgekomen waren. Het beruchtste proces is misschien dat