standig individu’ (Gogol 1962: ii.88-89). De vertaling van Prins is eenvoudiger, maar ook accurater en ongeveer even kort als de zin in de brontekst: ‘Ik ben mezelf’ (Gogol 2012: 523). Langer hoeft ook helemaal niet.
Gogol vertalen kan verraderlijk zijn. Zijn ongebonden, associatieve vertelstijl vertoont affiniteiten met de poëtica van de barok, maar zijn taalgebruik is toch vaak heel gewoon. Timmer vertoont af en toe de neiging om Gogols zinnen te verfraaien, waardoor een zweem van maniërisme ontstaat: ‘Precies op dat ogenblik hoorde hij [Kovaljov] naast zich het strelend in het oor klinkende geruis van een damesjapon. Er was een tamelijk corpulente dame op leeftijd binnengekomen, gehuld in een wolk van kant en min of meer de indruk wekkend van een gotisch bouwwerk [...]’ (Gogol 1962: ii.89; cursivering em). Vergelijken we dit met de hervertaling: ‘Op dat moment bereikte hem het aangename geruis van een damesjapon; er was een oudere, geheel in kant gehulde dame aan komen lopen [...]’ (Gogol 2012: 523). Ook hier is Prins' vertaling adequater dan die van Timmer - het ‘gotische bouwwerk’ blijkt een toevoeging van de vertaler te zijn.
Het toevoegen van idiomen was een fenomeen waar Karel van het Reve zich aan ergerde bij het lezen van Nederlandse vertalingen van literatuur. In een vermakelijk stuk onder de titel Vertalen klaagde hij over het ‘Dik-Tromkarakter’ dat vertalingen krijgen wanneer ze vol uitdrukkingen staan zoals ‘de plaat poetsen’ en ‘zich geen knollen voor citroenen laten verkopen’ (Van het Reve 2009: iii.34-35). Nu had Charles Timmer genoeg stijlgevoel om niet te overdrijven met het idiomatiseren van Gogols teksten, maar toch gebruikt hij een uitdrukking zoals ‘in het huwelijksbootje stappen’ waar de Russische schrijver het gewoon over ‘huwen’ heeft. Wanneer iets ‘onbekend’ is, wordt dat bij Timmer algauw ‘in het duister gehuld’. In al die gevallen houdt Prins goed maat, zodat de stijl van de brontekst overeind blijft (vgl. resp. Gogol 1962: ii.86 en 2012: 520; Gogol 1962: ii.182 en 2012: 598).
De stilistische ingrepen van Timmer blijken meestal niet te storen wanneer je zijn vertaling los van de brontekst leest - en dat is wat de meeste lezers natuurlijk doen. Neem je echter de Russische tekst én de hervertaling erbij, dan zie je dat Aai Prins zorgvuldiger te werk is gegaan en dat Gogols nieuwe Verzamelde werken bij Van Oorschot een verbetering zijn ten opzichte van de uitgave van vijftig jaar geleden. Dat is niet alleen te verklaren door de evolutie van het Nederlands: veranderde vertaalnormen hebben hier minstens evenveel mee te maken. De nieuwe vertaling van Gogol is dus zeker op haar plaats. De hervertaling lijkt op de restauratie van een kostbaar fresco waarvan de oorspronkelijke kleuren zichtbaar worden. De verwachtingen voor deel twee van deze Verzamelde werken, te verschijnen in 2014, zijn alvast hooggespannen.
Nikolaj Gogol, Verzamelde werken. Deel i: Verhalen en novellen. Vertaald uit het Russisch en van aantekeningen en een nawoord voorzien door Aai Prins.
Amsterdam: Van Oorschot, 2012.