Filter. Tijdschrift over Vertalen. Jaargang 19
(2012)– [tijdschrift] Filter. Tijdschrift over Vertalen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |||||
Runensteen van Rök
| |||||
[pagina 35]
| |||||
Johan Nowé
| |||||
Vikingen en runenOm de inscripties op de runenstenen van de Vikingen te kunnen lezen en duiden moeten meteen twee belangrijke horden worden genomen. In de eerste plaats is uiteraard kennis vereist van de taal waarin die teksten zijn gesteld. Ten tijde van de Vikingen spraken alle inwoners van Scandinavië in wezen dezelfde taal, het Oudnoords, al ontstonden toen reeds enkele regionale verschillen. Overigens kennen we die taal slechts van de al bij al vrij beperkte runeninscripties waarover we het in dit artikel zullen hebben. In de loop van de dertiende eeuw ontstond echter in het geïsoleerde IJsland, dat in de negende eeuw door Vikingen uit Noorwegen was gekoloniseerd, een omvangrijke literatuur in de volkstaal. Naast de goden- en heldenverhalen van de Edda behoren daartoe de historische werken over de Noordse koningen (Heimskringla van Snorri Sturluson), skaldenliederen en saga's over bv's of ‘Bekende Vikingen’. Die literatuur, die niet in runen maar in Latijns schrift werd neergeschreven, is niet enkel literair en historisch van onschatbare waarde, ze is ook onze voornaamste bron voor de kennis van de Oudnoordse talen. Omdat het IJslands een erg conservatieve taal was (en is) mogen we ervan uitgaan dat de linguïstische situatie van de dertiende eeuw nog vrij betrouwbaar de taal van de Vikingen uit de elfde eeuw weergeeft. We zullen dan ook bij onze vertaalpogingen van de runeninscripties steeds weer op het Oudijslands teruggrijpen. Daarmee zijn we bij de tweede horde aanbeland: het runenschrijfsysteem. Inderdaad hebben de Vikingen hun mededelingen op runenstenen | |||||
[pagina 36]
| |||||
gekerfd waardoor ze de tand des tijds hebben doorstaan. Runenstenen zijn stenen monumenten die veelal als memorialen voor een persoon of als aandenken aan een belangrijk feit werden opgericht. Niet zelden zijn de monumenten ook opgesmukt met fraaie versieringen; de runentekst zelf is vaak ingekerfd in het lijf van een ‘runenslang’ of fantasiewezen. De Vikingen hebben het runenschrift niet uitgevonden, maar ze waren er wel de meest fervente gebruikers van. De oudst bekende runen stammen reeds uit de tweede eeuw van onze tijdrekening en het schrijfsysteem werd gedurende enkele eeuwen door alle Germaanse volksstammen voor allerhande korte inscripties aangewend. Maar alleen in Scandinavië blijken de runen echt te zijn aangeslagen en begonnen ze vanaf de vijfde, zesde eeuw aan een indrukwekkende zegetocht. Het hoogtepunt van de runenhype werd bereikt tijdens de glorietijd van de Vikingen. Vooral in Zweden werden in de tiende, elfde eeuw bij bosjes runenstenen opgesteld. Thans kan men er in dat land nog ruim 2500 aanwijzen, waarvan meer dan 1000 in Uppland, de regio rond het Mälarmeer in de buurt van Stockholm. Oorspronkelijk bestond de runenset uit 24 tekens, nagenoeg één voor elke klank die in de Germaanse talen voorkwam. Maar toen de Vikingen het runenschrift steeds frequenter en voor steeds langere mededelingen gingen gebruiken drong zich een vereenvoudiging op. Omstreeks 800 ontstond dan ook een aangepaste set van zestien tekens, die vanaf toen tot het einde van de Vikingtijd zonder noemenswaardige veranderingen in zwang bleef. | |||||
Runen lezenHoe zien de Vikingrunen eruit en hoe moeten ze worden geduid? Dat kan wellicht het beste getoond worden aan de hand van een concreet voorbeeld zoals de fraaie runensteen op het eiland Lovö in het Zweedse Mälarmeer (zie foto p. 41). De inscriptie begint met twee eigennamen (Thorgils en Signjut) en vervolgt dan met de zin: þiR raistu stain at uik faþur sin Het runenschrift is een systeem waarbij, zoals in ons alfabet, elke klank in principe door een apart teken wordt weergegeven. Om de lectuur van het runenschrift makkelijker te maken is het in de runologie gebruikelijk om elk runenteken naar de overeenkomstige letter van het alfabet om te zetten, aangeduid met kleine letters in vet. Het runenschrift kent geen spaties maar duidt de woordgrenzen meestal met een specifiek teken aan, in deze inscriptie de dubbele punt. Wanneer we de aangewende runentekens met de hoofdletters van het Latijnse alfabet vergelijken vallen meteen heel wat overeenkomsten op. Zo herkennen we in het tweede woord moeiteloos een r, een i, een s en een t. Men neemt dan ook vaak aan dat de runen oorspronkelijk ontworpen zijn door stammen die in nauw contact met de Romeinen stonden, bijvoorbeeld West-Germanen. Andere tekens tonen minder gelijkenissen. De -rune kan nog als een omgekeerde u beschouwd worden, de tekens voor a en n (, ) zijn echter origineel en hetzelfde geldt uiteraard voor de tekens die klanken aanduiden die in het Latijnse alfabet niet voorkomen: voor de th en voor een in het Oudnoords specifieke klank, de huig-r, die enkel aan het einde van een woord voorkwam. In ons tekstfragment komen elf verschillende runentekens voor, er ontbreken er dus vijf om het rijtje van zestien vol te maken: fuþa/orkhniastbmlR | |||||
[pagina 37]
| |||||
De volgorde waarin de tekens hier zijn opgesomd is niet willekeurig maar vormt een vaste reeks precies zoals ons alfabet. En zoals ons ‘alfabet’ genoemd wordt naar zijn twee eerste letters in het Grieks, noemen we de reeks runentekens naar de eerste zes tekens een futhark. Omdat de Vikingen slechts zestien tekens gebruikten, moesten er heel wat meer dan één klank aanduiden. Zo wordt geen onderscheid gemaakt tussen stemhebbende en stemloze medeklinkers: de rune ᗷ staat dus voor zowel b als voor p en voor zowel f als v. kan worden uitgesproken als t of d, en als k of g, terwijl þ de Engelse th als in thing maar ook de ð als in there kan aanduiden. Voor klinkers en tweeklanken beschikt de futhark over vier tekens. Met de a-rune wordt niet enkel de klank a maar tevens de umlautklank ae aangeduid. De rune van haar kant staat voor de i-klank, maar tevens voor de korte en de lange e en soms eveneens voor ae. Bovendien wordt hetzelfde teken ook voor de semivocaal j gebruikt. De rune ten slotte duidt niet enkel op de u-klank maar kan ook de y (ü, üü) en de korte of lange ø-umlaut aanduiden. Maar tevens wordt het -teken aangewend voor de semivocaal w. Later werden soms ‘gestipte’ runen aangewend om bepaalde klankwaarden nauwkeuriger aan te duiden. Naast voor k wijst op g, naast voor i duidt op e, enz. Niettemin blijft het ook dan zo dat de runeninscripties niet zonder meer de taal weergeven zoals die door de Vikingen werd uitgesproken maar slechts een benadering daarvan. Het eerste woord van bovenstaand citaat van de steen van Lovö, þiR, is de derde persoon meervoud van het persoonlijk voornaamwoord: ‘zij’. In het Oudijslands wordt het woord þaeiR uitgesproken en geschreven (vgl. het Engelse they). Hier heeft de maker zich ertoe beperkt om enkel het teken met de klankwaarde ai in de steen te houwen. Het tweede woord is de werkwoordsvorm raistu, de verleden tijd derde persoon meervoud van het Oudnoordse werkwoord raeisa, wat ‘doen oprijzen, oprichten’ betekent. Dan volgt het lijdend voorwerp van dat oprichten: stain, in het Oudijslands staein of ‘(runen)steen’. Hier wordt de tweeklank ai nauwkeuriger door twee runentekens weergegeven. Het monument blijkt opgericht voor een zekere Vig, de vader van de initiatiefnemers. Zoals alle Germaanse talen kende ook het Oudnoords verschillende naamvallen. Het volgende woord faþur staat in de accusatief (na at, makkelijk te duiden als ‘voor’, Engels ad); de nominatief van het woord is faþir. De -rune staat voor een stemhebbende ð, het woord luidde in het Oudijslands faðir, ‘vader’. We kunnen thans de volledige inscriptie van Lovö normaliseren, dat wil zeggen omzetten in de taal zoals die vermoedelijk door de Vikingen gesproken werd: Þorgisl ok SigniundR þaeiR raeistu staein at Vig, faður sinn, wat we in het Nederlands kunnen vertalen met: ‘Thorgils en Signjut, zij plaatsten deze steen ter nagedachtenis van hun vader Vig’. De runentekens die op de steen van Lovö voorkomen noemt men ‘monumentale’ runen. Deze komen het vaakst op stenen monumenten voor. Daarnaast was echter vooral voor alledaagse mededelingen (bijvoorbeeld op houten latjes) ook een vereenvoudigde variant in gebruik, die een sneller schrijftempo toeliet. Soms komt die variant echter ook op stenen monumenten voor. Dat is merkwaardig genoeg het geval op de runensteen met het grootste aantal runentekens überhaupt (meer dan 700), namelijk de steen van Rök in het Zweedse Östergötland (zie foto p. 34). De lange inscriptie begint daar als volgt: aft uamuþ stonta runaR þaR | |||||
[pagina 38]
| |||||
wat betekent: ‘Ter nagedachtenis van Vamud (of: “Weemoed”) staan hier (deze) runen’. De hier gebruikte runentekens noemt men ‘kortgetwijgd’. Bij de eerste en derde rune bemerken we inderdaad hoe aan één kant van de ‘stam’ de zijtwijg is weggeknipt: wordt voor a en wordt voor t. Soms is de wijziging echter nog radicaler: zo ziet de zesde rune, die de m aanduidt, er opvallend anders uit. De drie twijgen, die bij de monumentale rune vanuit de stam naar boven uitzwermden, zijn hier vervangen door een kort streepje: wordt zo . Bij de runen voor de s en de huig-r zijn uiteindelijk slechts twee korte, verticale streepjes boven (: s) of onderaan (: R) de regel overgebleven. Overigens wordt de lectuur van de inscriptie van Rök nog door enkele andere specifieke factoren bemoeilijkt. Zo zijn geen woordgrenzen aangeduid, zodat de lezer zelf moet beslissen waar een woord eindigt en een nieuw begint, wat gezien de lengte en de geheimzinnigheid van de tekst (waarover verderop) beslist geen sinecure is. Het probleem van het opsplitsen van woorden wordt bovendien bemoeilijkt door de ‘economische’ praktijk bij het kerven: wanneer een woord eindigt met dezelfde rune waarmee het volgende begint, wordt het runenteken vaak slechts één keer gekerfd. Zo lezen we op de steen van Rök: wat staat voor: raiþþiaurikR, of: ‘Theoderik heerste’. De þ-rune waarmee het eerste woord eindigt, wordt bij het begin van het tweede woord niet meer gekerfd (in de transcriptie aangeduid met ). | |||||
Runen duidenNa al het voorgaande zijn we nu principieel in staat om de runeninscripties te ontcijferen, ze om te zetten naar de taal die de Vikingen spraken, en in onze eigen taal te vertalen. Maar begrijpen we daarmee ook de boodschappen zoals de makers en lezers ze destijds hebben begrepen? Het antwoord op deze vraag moet enigszins genuanceerd uitvallen. De etymologische betekenis van het woord ‘rune’ is ‘(goddelijk) geheim’. Runen vormen en duiden was oorspronkelijk een geheimwetenschap, enkel toegankelijk voor ingewijden, die er eventueel ook magie mee konden bedrijven. Op twee runenstenen, één in het Deense Gørlev, een andere in het Zweedse Ledberg, prijkt een enigmatische runenreeks: þmk iii sss ttt iii III. Om de code te kraken dienen we telkens één rune van elke groep van drie met elkaar te verbinden. Het resultaat luidt dan: ϸistil mistil kistil, wat zoveel betekent als: ‘distel, maretak (mistletoe), kistje’. Terwijl de distel als een geneeskundige en de maretak als een magische plant bekendstaan, duidt ‘kistje’ inderdaad op een banale kleine kist. Dat laatste woord is dan wellicht ter misleiding van buitenstaanders toegevoegd. De vertaling maakt ons dus niet veel wijzer maar dat was ongetwijfeld ook de bedoeling. Het betreft hier namelijk een toverspreuk, die alleen ingewijden mochten kennen en met resultaat aanwenden, een vertaling of duiding was beslist ongewenst. Ook de inscriptie op de runensteen van Rök maakt het de lezer van toen en de vertaler van nu niet makkelijk, al lijken hier geen magische bedoelingen in het spel. Wel worden in de tekst opzettelijke hinderpalen ingebouwd. Zo wordt bij een bepaalde passage de methode van de ‘doorschuifrunen’ aangewend. Dat betekent dat bij de ontcijfering elk gekerfd runenteken moet worden vervangen door die rune die er in de futhark onmiddellijk op volgt. Op de bovenzijde | |||||
[pagina 39]
| |||||
van de steen, die wegens de hoogte van het monument (meer dan drie meter) sowieso al nauwelijks te lezen valt, komt zelfs een regelrecht geheimschrift voor. Dat bestaat uit een aantal kruisen met op de armen een aantal korte streepjes. We kunnen de tekst pas duiden wanneer we weten dat die streepjes op een ingewikkelde manier verwijzen naar de plaats van de bedoelde rune in de futhark. Naar de reden van die versluieringen kunnen we slechts gissen, maar het valt op dat de tekst het juist bij die passages heeft over feiten die ofwel weinig vleiend (een man die door een vrouw moest worden gered) ofwel vrij onwaarschijnlijk klinken (een krachtpatser die een reus kon vellen). Wellicht was het ook hier de bedoeling die gevoelige informatie voor buitenstaanders te verbergen. Inderdaad bestaat de lange tekst van Rök uit een aantal familieverhalen, die echter niet naverteld maar slechts kort opgesomd worden. Precies die omstandigheid confronteert de huidige vertaler van de inscriptie met nog een bijkomend probleem. Omdat de vermelde verhalen en personages ons veelal volslagen onbekend zijn, kunnen we de concrete woorden en zinnen dus wel omzetten maar begrijpen we voor het overige veelal niet waar of over wie het precies gaat, zodat we op gissingen of hypothesen aangewezen zijn. Een uitzondering vormt hier de boven geciteerde passage over een zekere ϸiaurikr, waarmee vermoedelijk de historische Oost-Gotische koning Theoderik de Grote (zesde eeuw) bedoeld wordt. | |||||
Wat de Vikingen ons in runen vertellenDe problemen zijn gelukkig niet steeds even groot. Veruit de meeste inscripties op runenstenen zijn eenvoudige zakelijke mededelingen waarvan de vertaling en duiding ons niet voor onoverkomelijke moeilijkheden stellen. Een groot deel van de runenmonumenten zijn, zoals de boven besproken steen van Lovö, opgericht voor overleden familieleden: grootouder, ouder of kind. De inscriptie bestaat dan veelal uit vaste formules die de naam van de overledene, de precieze familierelatie en vaak ook enige lofwaardige vermeldingen omvatten: ‘een rechtvaardige meester’, ‘een competente boerin’, ‘een dappere jonge krijger’, ‘een succesvolle viking’ enz. Dergelijke memorialen lijken in de eerste plaats uit piëteit opgericht, het valt echter op dat steevast ook diegenen genoemd worden die het monument lieten plaatsen. Met die vermelding wilden de nabestaanden hun familierelatie met de overledene bevestigen en vandaar ook hun erfenisrechten op de nalatenschap. Zo delen op een runensteen in Lingsberg (Zweden) drie kleinzonen mee dat hun grootvader tijdens een vikingtocht in Engeland twee keer geld heeft opgestreken, waar zij nu na zijn dood recht op menen te hebben. De inscriptie kan hier dan ook als een soort notariële akte gelezen worden. Niet alle runenstenen zijn voor overledenen opgericht. Vooral de groten der aarde lieten er ook voor zichzelf nog bij leven en welzijn plaatsen. De beroemdste van die aard is ongetwijfeld het monument dat de Deense koning Harald Blauwtand (regeertijd 958-985) liet oprichten in Jelling. Het betreft een imposante zwerfkei die aan de drie zijden is beschreven. Vooreerst vermeldt Harald dat het monument ter nagedachtenis van zijn vader en moeder is opgericht. Maar dan gaat de tekst verder met steeds bouder wordende beweringen: ‘Het is díe Harald die Denemarken won en ook gans Noorwegen.’ Koning Harald laat hier expliciet zijn aanspraken op de Deense kroon maar ook op het buurland Noorwegen in steen beitelen. En op de achterzijde van het monument (met de enige afbeelding op een runensteen van een Christusfiguur) vermeldt hij nog een laatste glorieus wapenfeit: ‘Hij maakte | |||||
[pagina 40]
| |||||
de Denen christen.’ Historisch lijken de beweringen grotendeels te kloppen, al is een en ander allicht wat overdreven. Haralds macht was in Noorwegen beperkt tot het zuiden van het land en of de Denen toen reeds allen gekerstend waren kan ook betwijfeld worden. Dergelijke inscripties vervulden echter een politieke functie. Ze maakten niet zozeer een feitelijke machtssituatie als wel de aspiraties van de opdrachtgever bekend en hadden als zodanig een propagandistische bedoeling. Voor de huidige lezer bieden die eigentijdse inscripties alleszins een schat aan informatie over het reilen en zeilen in de Vikingtijd. ‘Vertalen’ betekent hier dan ook veel meer dan het omzetten van de runentekens in onze eigen taal en verschaft ons een directe toegang tot de concrete leefwereld van de Vikingen. | |||||
RunenpoëzieTot slot in het kort nog iets over een tekstsoort die weliswaar niet zo frequent op runenstenen terug te vinden is, maar die wel enkele specifieke eisen aan de vertaler stelt: de literaire tekst. We beperken ons hierbij noodgedwongen tot één genre, de dróttkvaett, letterlijk: ‘lied voor een heer’. Deze dichtvorm werd vooral beoefend door de skalden, de beroepszangers aan het hof van Noordse koningen en hoofdmannen. Een dróttkvaett was zowel naar de vorm als naar de stijl een bijzonder veeleisend genre, zowel voor de maker als voor de luisteraar. We kennen er de ingewikkelde regels van uit de ‘proza Edda’, het handboek voor dichters, opgesteld door de Oudijslandse auteur Snorri.Ga naar eindnoot1 Merkwaardig genoeg vinden we dergelijke elitaire poëzie ook op een runensteen terug, en wel in Karlevi op Öland. Het monument is opgericht voor Sibbe, een vikinghoofdman-ter-zee of ‘zeekoning’ op dat toentertijd Deense eiland. Allicht had de hoofdman een begaafde skald in dienst, die na diens dood het prijslied heeft gedicht. In elk geval beantwoordt de inscriptie aan alle regels van het genre. Het lied op de steen van Karlevi bestaat uit één strofe, waarvan we hier enkel de verzen vijf en zes (een dróttkvaettstrofe telt steeds acht verzen) wat van naderbij bekijken: runen:
omzetting:
munat raiþ uiþur raþa
ruk starkr i tanmarku
Oudnoords:
'Munat 'Raeið-Viðurr 'raða
'rog 'starkr i 'Danmarku
Elk vers bestaat normaliter uit zes lettergrepen, waarvan drie met klemtoon (aangeduid met'). Elk verspaar telt drie alliteraties (hier de r-klank, aangeduid in vet) naast assonanties of binnenrijmen (gelijke consonanten en al dan niet gelijke vocalen: onderstreept). Uiteraard kunnen dergelijke vormfinesses nauwelijks in een vertaling in een andere, moderne taal gehandhaafd worden. Overigens heeft de vertaler het met de inhoud van de tekst al moeilijk genoeg. Een woordelijke vertaling van de verzen vijf tot acht levert namelijk een vrij onleesbaar resultaat op: ‘Nooit kan een Rijd-Vidur heersen, strijdlustig in Denemarken, over Endils weidse land, zonder feil, over het rijk!’ De reden voor de onbegrijpelijkheid is de voorliefde van de skalden voor een door elkaar gehaspelde syntaxis en vooral voor een opzettelijk duister overdrachtelijk taalgebruik en dito beeldspraak. Volgens Snorri kan een skald zijn woorden op drie manieren kiezen. Vooreerst kan hij het | |||||
[pagina 41]
| |||||
woord gebruiken dat inderdaad het bedoelde aanduidt. Maar omdat het om een gedicht gaat zal de skald bij voorkeur een ongewoon of poëtisch woord kiezen. Zo is rogstarkr, ‘strijdlustig’, vermoedelijk een neologisme, door de skald zelf gevormd. De skald kan het bedoelde echter ook aanduiden met een, alweer ongewone, omschrijving. Vooral met betrekking tot de goden was de skaldenfantasie haast onuitputtelijk. In het gedicht uit Karlevi vinden we een van de vele omschrijvingen voor de oppergod Odin: Viðurr, wat ‘strijder’ betekent. Odin werd inderdaad beschouwd als de god van de oorlog; hier wordt het epitheton gebruikt als een synoniem van ‘heerser’. De hoogst gewaardeerde manier om iets literair te omschrijven was echter de kenning, die we kunnen vergelijken met onze metafoor of beeldspraak. In dat geval wordt een wezen of zaak aangeduid met een woord dat eigenlijk naar iets anders verwijst en waarbij een bijkomende bepaling duidelijk moet maken wat dan wél bedoeld wordt. De moeilijkste kenning bestaat volgens Snorri uit een volledig nieuwe creatie, waarbij het hoofdwoord pas door de kenning zelf zijn precieze betekenis krijgt. Dat is in ons gedicht het geval met de uitdrukking ‘Endils weidse land’. Het hoofdwoord is ‘grond, land’. Daarbij staat als adjectief ‘wereldgroot’, dus ‘uitgestrekt, weids’. De nadere bepaling bij het hoofdwoord is echter ‘Endils’, de genitief van de eigennaam Endil, een legendarische zeekoning. De volledige uitdrukking luidt hier dus: ‘het weidse land van zeekoning Endil’, wat een kenning is voor ‘zee’. Het grondwoord ‘land’ heeft hier inderdaad een nieuwe, totaal andere betekenis gekregen: ‘waterplas’. Maar ook met een dergelijke nieuwe creatie stelden de skalden zich nog niet tevreden. Vaak schrokken ze er niet voor terug om een kenning tot het kwadraat of een nog hogere macht te verheffen. Zo kon men reeds als grondwoord een kenning aanwenden die dan door een andere kenning als bepaling diende te worden verklaard. Ook daarvan staat een voorbeeld op de runensteen van Karlevi. Vidur was, zoals gezegd, een omschrijving voor Odin, de god of heerser. De aan Vidur gekoppelde bepaling raeið komt van het werkwoord ríða, ‘rijden’; wáár de Vidur Odin rijdt wordt dan weer meegedeeld in de zopas verklaarde Endil-kenning. We kunnen dus vertalen: ‘een Vidur die rijdt’ ‘over het weidse land van Endil’, wat zoveel betekent als: ‘een heerser die vaart over de zee’, of nog korter: ‘een zeekoning’. Runensteen van Lovö
Nu de kennings zijn ontrafeld kunnen we ons aan een nieuwe, duidende of interpreterende vertaling wagen: ‘Nooit nog zal in Denemarken een zeekoning zo strijdlustig en zonder fout heersen over het land!’ De inscriptie op de steen van Karlevi lijkt misschien een al te duistere, gezwollen tekst voor een eenvoudige hommage | |||||
[pagina 42]
| |||||
aan een ‘viking-ter-zee’. Ze toont echter aan dat erbij de Vikingen inderdaad een intellectuele elite bestond die in staat en geneigd was om exquise kunst te produceren en te waarderen. Dat dergelijke kunst met heel grote k tot en met in het graniet van een runensteen werd gekerfd mag niettemin toch verbazing wekken. Het maakt echter ook duidelijk dat bij het vertalen en duiden van de runeninscripties der Vikingen ook aan de vertaler soms meer dan alledaagse eisen worden gesteld. | |||||
Bibliografie
| |||||
Websites
|
|