Gadda een onvermijdelijk verlies aan literaire en taalkundige toespelingen met zich meebrengt. Dat verlies echter in belangrijke mate gecompenseerd kan worden door elders behaalde winst, wordt door zijn vertalingen overtuigend bewezen. De sublimiteit van Gadda's werk schuilt niet in de som van alle vervormingen, verwijzingen en associaties, maar in de specifieke effecten die zijn hersenspinsels en taalmacaronisme bij de lezer opwekken. Denissens vertaling is gericht op een gelijkwaardige weergave van deze effecten, in een benadering die zo getrouw mogelijk is en tegelijkertijd de leesbaarheid bewaart. Het resultaat is geen overbeladen en ondoordringbare woordkluwen, maar een weelderige tekst die in elke zin de essentie van Gadda's literaire kunst laat doorklinken.
Uit het vertaalwerk van Frans Denissen spreekt, behalve zijn precieze kennis van het Italiaans in al zijn jargons, registers en dialecten, ook zijn onmiskenbare schrijverschap. Hij weet aan de Nederlandse taal een buitengewone rijkdom en soepelheid te verlenen, met zijn oneindig voortmeanderende zinnen, zijn zorgvuldig opgebouwde ritme en de woordkeus die afwisselend bloemrijk is of subtiel, poëtisch of banaal, erudiet of volks, en dat vaak binnen het bestek van een enkele alinea. Daarbij komen ook de talrijke woordspelingen en klankeffecten tot hun recht; zoals in De leerschool van het lijden: ‘Het kwijl van de kletserigste klapeksters en de opgewektste en praatgraagste kraaisters van Pastrufazio, op de avonddis genood, zal zich kunnen uitleven op het boterzachte vruchtvlees van de boterperen.’ En zoals, in de in 2000 verschenen vertaling van Gadda's andere grootse roman Die gore klerezooi in de Via Merulana, het treffend gereproduceerde droombeeld van de jacht op een ontvreemde topaas:
Dwaas, op-en-top dwaas. Hij had over een topaas gedroomd...[...] Zijn gendarmes [waren] niet genoeg bij de pinken geweest om hem, die vervloekte topaas, dat gele galgenaas, in straten of stegen bij zijn taas te vatten. Zodoende had de glazen zonnebloem bij de overweg van Casal Bruciato (...keeeer rechts!) het hazenpad gekozen langs de sporen, waarbij hij in een topaashaas veranderde en top-ha-ha-haas! schaterde.
Frans Denissen heeft met zijn Gaddavertalingen een hoogst belangwekkende bijdrage geleverd aan de in het Nederlands beschikbare Italiaanse literatuur. Van een dergelijke verdienste mag ook gesproken worden ten aanzien van een andere grote Italiaanse klassieker. De Decamerone, die in het verleden al diverse malen in het Nederlands was vertaald, onder meer door Denissen zelf, verscheen in 2003 in een geheel vernieuwde versie, die volkomen recht doet aan Boccaccio's meesterlijke vertelkunst, zijn complexe maar evenwichtige stijl en zijn subtiele humor. De vertaler weet een toon te treffen die niet uitgesproken archaïserend of moderniserend is, maar die de middeleeuwse verteltrant op een zeer natuurlijke manier overbrengt.
Evenzo reproduceert Denissen met uiterste precisie de sierlijke en spitse stijl van Machiavelli's brieven (Machiavelli, een autobiografie in brieven, 1990), Sciascia's lichtvoetige ironie (in o.a. De Raad van Egypte, 2005), Malapartes onderkoelde bevlogenheid (in Techniek van de staatsgreep, 2009) of Montales sobere expressionisme (De roos in de kermistent, 1984). En zo is ook de slepende cadans van Paveses verhalende gedichten volledig terug te vinden in de samen met Leonard Nolens vertaalde selectie van Werken is vermoeiend (1986). Vermeldenswaard is nog dat het nawoord bij deze bundel een vervolg heeft