Maria Vlaar
Bij de slager
Ik sta bij de slager om vier slavinken te kopen. De slagersvrouw, die de winkel in haar eentje runt sinds de slager zelf overspannen raakte, is een vakvrouw. Zij rolt de slavinken zelf in hun spekmanteltje.
Naast mij staat een vrouw die ik wel vaker met haar boodschappentas in de buurt zie rondlopen. Ze geeft geen blijk van herkenning. Ze is een gerenommeerd vertaalster en ik heb vroeger, toen ik nog bij een uitgeverij werkte, weleens met haar te maken gehad. Ook in mijn jaren bij het nlpvf heb ik haar een paar keer vanuit de verte gezien. Nu we zo voor de toonbank van de slager naast elkaar staan, vind ik het tijd me bekend te maken. Ik geef haar een hand. ‘We hebben vroeger weleens contact gehad.’
Gelukkig, ze knikt. ‘Jij werkt toch bij het fonds?’
‘Wenst u verder nog iets?’ vraagt de slagersvrouw terwijl ze de slavinken in een zakje doet.
‘Een onsje ham.’
Ze maakt de plakjes extra dun, omdat ze weet dat ik dat graag wil. Anders is zo'n onsje zo snel op.
‘Nee, ik werk niet meer bij het fonds, ik schrijf nu over vertaalde literatuur, onder andere.’
O, trekt de door mij bewonderde vertaalster haar wenkbrauwen op. ‘Over Engelse literatuur?’ Nee, zeg ik, over Duitse, Midden- en Oost-Europese en Scandinavische literatuur.
Ik krijg een bewonderende blik terug. ‘Dat je al die talen leest.’
‘Nou, ik lees Duits, maar verder helaas niet.’ Ik lach nog: wie beheerst er nu al die talen, Pools, Deens, Russisch... en meteen moet ik denken aan Gerard Rasch, de vertaler die al die talen daadwerkelijk beheerste en met wie ik heel wat dagen over de manuscripten van zijn vertalingen gebogen heb gezeten. Wat een brille en kennis had hij. Wat een heerlijke dagen waren dat, waarin we serieus werkten en ook de slappe lach kregen.
Dan slaat de vertaalster toe. ‘Ik vind dat niet kunnen, dat je schrijft over boeken uit talen die je niet beheerst.’
‘Maar ik schrijf toch over de vertalingen en niet over de originelen?’ probeer ik nog.
‘Nou, dat was vroeger wel anders,’ zegt ze afgemeten.
De slagersvrouw gaat rustig door met mijn plakjes ham te snijden. Ze rangschikt ze zorgvuldig op een plastic schaaltje zodat het een evenwichtig stapeltje wordt.
Ik ben opgegroeid in een dorp. Van mijn zesde tot mijn tiende was ik iedere middag te vinden in de stal van boer Van Diepen. De boer en boerin hadden geen kinderen. Ik gaf de verstoten lammetjes melk uit een flesje, zette de kalveren krachtvoer voor, mestte de kalverstal uit. 's Nachts werd ik soms uit bed gehaald om te helpen bij geboortes van kalfjes en biggen. Toen ik verhuisde kreeg ik als dank een zilveren tientje, dat jarenlang zorgvuldig bewaard was in een mooi doosje in de opkamer.
Ieder jaar liep ik met de boer mee om een vaars uit te zoeken. Het moest gaan om een vet exemplaar dat nog niet de melkproductie had van een oudere collega, en waarvan boer Van Diepen niet verwachtte dat het een topkoe zou worden.
Aaltje 9 was aan de beurt. Een veewagen kwam de koe ophalen, de boer ging mee. 's Avonds kwam