verkeerde been zet. Er gebeurt nooit wat je verwacht. Een voorbeeld is het titelgedicht ‘Tijger op straat’: je verwacht iets over ontsnapping en gevaar, een poging om het gevaarlijke beest te vangen, maar niets van dit al. De dichter laat ons we ten dat hij lang heeft moeten denken wat die tijger op straat deed. Dan komt er een geweldige windvlaag:
Toen blies de wind met zulke kracht
Dat ik vergat waarover ik dacht.
Nu weet ik nog steeds niet, wat die tijger op
De gedichten zijn zeer verschillend qua vorm: naast de gebruikelijke verhalende gedichten zijn er ook gedichten in de ik-vorm of in de vorm van een dialoog, zoals het prachtige ‘Leugenaar’. Die doet steeds de meest onwaarschijnlijke beweringen, bijvoorbeeld dat ‘honden leren vliegen in de lucht’. Ter ondersteuning voegt hij er nog aan toe: Niet als tijgers / Niet als vissen, / Maar als valken in de lucht'. De kinderen antwoorden met al even absurde argumenten dat ze hem niet geloven:
Nou ja! Nou ja! Nou ja! Nou ja!
Je liegt! Je liegt! Je liegt! Je liegt!
Daarvan hebben we geen benul
De verzen van Charms zijn met evenveel verve vertaald als die van Tsjoekovski, maar Henkes blijft hier veel dichter bij het origineel. Het is wel jammer dat hij niet altijd het oorspronkelijke metrum overzet, want ook hiermee speelt Charms een spel. Een voorbeeld is het grappige versje ‘Wonderbaarlijke poes’, over een poes die haar pootje heeft gesneden en niet meer kan zitten lopen. Het poesje krijgt een aantal luchtballonnetjes aangemeten en loopt nu met de gezonde poten, terwijl het zieke pootje in de lucht zweeft. Dit versje is geschreven in een regelmatige viervoetige amfibrache. Het gedragen ritme van deze versvoet past helemaal niet bij dit eenvoudige kinderversje en werkt daarom op een subtiele manier ontregelend net als de inhoud van het verhaaltje. Henkes vertaalt het in rijmende verzen zonder metrische regelmaat. Maar dergelijke missers zijn gelukkig zeldzaam.
Na Charms volgen nog kindergedichten van twee bekende dichters uit de jaren twintig - Vladimir Majakovski en Sergej Jesenin. Het zijn pogingen om opvoedende kindergedichten te schrijven gebaseerd op de nieuwe sovjetmoraal. De gedichten zijn, vergeleken met de speelse poëzie van Tsjoekovski, Charms en andere Oberioeten, nogal vlak en plichtmatig. Voor kinderen tussen de vijf en tien waarvoor de meeste gedichten zijn geschreven, lijken ze mij weinig aantrekkelijk. Welk kind (of voorlezende ouder) weet nu wat ‘oktobristen’ zijn? Jesenins gedicht over Petja de veehoeder die droomt dat hij volkscommissaris wordt lijkt mij niet alleen voor kinderen, maar ook voor de ouders die deze poëzie aan hun kinderen voorlezen tamelijk onbegrijpelijk. Het bundeltje besluit met een gedicht van Mandelstam dat weliswaar niet voor kinderen is geschreven, maar door zijn naïeve toon een mooie afsluiter vormt voor deze in alle opzichten gewaagde uitgave van Russische kinderpoëzie.
Tijger op straat. Russische gedichten voor kinderen 1923-1941. Daniil Charms, Sergej Jesenin, Vladimir Majakovski e.a. Vertaald uit het Russisch door Robbert-Jan Henkes. Met illustraties van Erik Bindervoet. Hoorn: Uitgeverij Hoogland & Van Klaveren, 2009.