Filter. Tijdschrift over Vertalen. Jaargang 18
(2011)– [tijdschrift] Filter. Tijdschrift over Vertalen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[Nummer 1]Foto (Taiwan 2010) Martien Frijns
| |
[pagina 3]
| |
Ton Naaijkens
| |
Lessen in nederigheidWas 2010 een gelukkig vertaaljaar? Het was in ieder geval Pavlovatijd, aldus Guus MiddagGa naar eindnoot3, omdat afgelopen jaar op vier plaatsen tegelijk de poëzie van de Russische dichteres Vera Pavlova (*1963) in het Nederlands werd gepresenteerd.Ga naar eindnoot4 Toch bleef het leeuwendeel van vertalingen uit het Russisch traditiegetrouw voorbehouden aan de klassieken, en dus aan hervertalingen. De laatste verhalen van Tsjechov werden opnieuw vertaald (volgens Maarten 't Hart ‘korter en beter’, en hij sloeg ook aan het tellen: ten opzichte van de vertaling van Charles B. Timmer wonnen Tom Eekman, Aai Prins en Anne Stoffel tachtig pagina'sGa naar eindnoot5). Eind maart werd Poesjkins | |
[pagina 4]
| |
Jevgeni Onegin in de versie van Hans Boland gepresenteerd (Papieren Tijger). Het was de vijfde Nederlandse vertaling van de Onegin; Sjeng Scheijen noemde Boland prompt ‘de belangrijkste Poesjkin-vertaler die Nederland ooit heeft gehad’ (De Groene van 25 maart 2010) en diens versie een prestatie ‘zonder weerga, zelfs als je niet erg van zijn typische manieren houdt’. Scheijen, wiens monografie over Diaghilev in Amerika een bestseller werdGa naar eindnoot6, deed meteen een poging Boland te typeren. Hij acht hem beter in het zwartere, satirische werk van Poesjkin en refereert aan de manier waarop de vertaler zijn versies voorleest. Waar de Onegin onheilspellend en donker wordt, is Boland op z'n best: Jonkers vertaling is weliswaar briljant, maar deze vertaling is volgens Scheijen ‘een les in nederigheid’.Ga naar eindnoot7 Ook uit het Duits werden vooral klassieken vertaald: Stefan Zweig bij Atlas (Ongeduld door Janneke van der Meulen en Reis naar het verleden door Liesbeth van Nes), Marlen Haushofer bij Van Gennep (De wand door Ria van Hengel), E.T.A. Hoffmann bij Atlas (Leven en opvattingen van kater Murr door Wilfred Oranje) en Gregor von Rezzori, alweer bij Atlas (Bloemen in de sneeuw door Kris Lauwerys en Goverdien Hauth-Grubben). Het laatst genoemde boek werd voorzien van een voorwoord door de schrijver John Banville, een teken dat alle literatuur internationaliseert en dat de beslissing om te vertalen nu ook vanuit een dominant buitenland gestuurd wordt. Het succes in 2010 van de romans van Hans Keilson (*1909), die in Nederland leeft maar in het Duits schrijft, kwam voort uit een recensie in de The New York Times waarin hij tot een van de grootste schrijvers van onze tijd uitgeroepen werd: de oude vertaling van M.G. Schenk uit 1959, al eens herdrukt in 1982, verscheen nu ‘volledig herzien door Frank Schuitemaker’ bij Van Gennep en Komedie in mineur (oorspronkelijk door H. Sanders, herzien door dezelfde vertaler) volgde. Ook voor Hans Fallada's Alleen in Berlijn (bij Cossee, in de reeks Cossee Century) kwam de aandacht hier te lande voort uit de eerste Engelse vertaling (2009) van Jeder stirbt für sich allein, een boek uit 1947. ‘Europa herontdekt zijn literatuur via vs,’ kopte NRC Handelsblad op 5 november 2010 en verwees behalve naar Keilson ook naar Roberto Bolaño. Oude boeken opnieuw brengen als New York een kik geeft: alla, maar nieuwe vertalingen zijn wel zo prettig. In het geval van Fallada werd de Nederlandse vertaling van A.T. Mooij uit 1949 herzien door A. Habers, wat Bas Heijne een gemiste kans noemde: de vertaling ‘doet hier en daar stijf aan en de vertaling van volkse elementen is zelfs oubollig (daar is in de Engelse vertaling geen sprake van)’Ga naar eindnoot8. Opperklassiek was natuurlijk de verschijning van Affiniteiten, Ria van Hengels vertaling van Goethes Wahlverwandtschaften bij Athe naeum-Polak & Van Gennep.Ga naar eindnoot9 De op één na prachtigste Duitse vertaling van 2010 was voor mij die van Guy Cassiers, die er samen met het toneelgezelschap Toneelhuis in slaagde Musils immense Man zonder eigenschappen op een volstrekt heldere en aansprekende manier op de bühne te brengen; de prachtigste, buiten kijf, die van Bettina Brandt en Désirée Schyns van de essays van Yoko Tawada: verzorgd, alert en geestig in alle moeilijke keuzes die gemaakt moesten worden. In het nawoord wordt toegelicht waarom ons leven moest worden verrijkt met figuren als mevrouw Taalman en meneer Drogman en sowieso met een boek (bij Voetnoot) dat de wonderbaarlijke titel De berghollander heeft meegekregen. | |
Het meer der herinneringHij had veel vertalingen op zijn naam, het Rouwdagboek van Barthes was een van zijn laatste, en hij speelde een belangrijke rol in de begintijd van het voormalige Instituut voor Vertaalkunde: | |
[pagina 5]
| |
Frans de Haan overleed afgelopen najaar in Reims (1935-2010), te weinig geprezen en nauwelijks gelauwerd. Ook al in stilte - want in dezelfde dagen als tv-maakster Maud Keus en Harry Mulisch - overleed Frans-Joseph van Agt (1921-2010), winnaar van de Aleida Schot-prijs in 1997 voor zijn vertalingen van Russische poëzie. In 2010 overleed ook de internationaal bekende vertaalwetenschapper Hans Vermeer. Vorig jaar overleed vooral onze grootste naoorlogse essayist (Jan Blokker, 1927-2010, niet te na gesproken): Rudy Kousbroek (1929-2010). Kousbroek, die aan zware onderwerpen een lichte toets wist te geven, had minstens één roemruchte vertaling op zijn naam (Queneaus Stijloefeningen) en maakte vertaalgeschiedenis door op de ‘gymnasianismen’ te vitten van de classici-vertalers van voor 1990. En hij schreef een aantal belangrijke vertaalkritieken op zijn naam; ik herinner me die over Hans van Pinxterens Madame Bovary en die over een Franse vertaling van een boek van Reve nog levendig. Er verschenen heel wat hommages op de website van uitgeverij Augustus (in het programma voor het symposium dat Maarten Asscher stante pede plande voor 1 november 2011, kan wellicht nog een bijdrage over ‘Kousbroek over vertalen’ worden opgenomen). Twee andere essayisten, Michaël Zeeman (1958-2009) en Rein Bloem (1932-2008), werden herdacht met een essaybundel vol aandacht voor vertalingen.Ga naar eindnoot10 Jacoba van Velde (1903-1985)
Gelukkig werd in 2010 aan vertalers steeds meer aandacht besteed, alleen al afgaande op de vele prijzen die zij konden winnen. De Nijhoffprijzen 2010 en 2011 gingen respectievelijk naar Riet de Jong-Goossens en Piet Schrijvers. Nelleke van Maaren ontving de Oostenrijkse Staatsprijs 2009 voor haar vertalingen van Oostenrijkse schrijvers als Heimito von Doderer en Leo Perutz. De Letterenfondsprijzen ‘voor de vertaler als cultureel bemiddelaar’ gingen naar Hans Driessen, Diego Puls en Mariolein Sabarte Belacortu. Van de laatste werd in het juryrapport de uitspraak opgenomen dat de vertaler ‘een verhouding met zijn tekst’ krijgt, aangevuld met ‘een tekst is geen harem’. Zij besloot haar dankwoord met een slotzin à la Cato: ‘En verder ben ik van mening dat de naam van de vertaler altijd en overal in één adem met die van de auteur genoemd behoort te worden.’ Goed dat ze gebeld werd met het goede nieuws op dezelfde dag dat haar auteur Vargas Llosa de Nobelprijs kreeg toegekend. Jo Radersma kreeg de titel Vertaalengel 2010 omgehangen voor haar onmetelijke redactiewerk bij talloze belangrijke vertalingen. Paula Stevens won de Amy van Marken Vertaalprijs. De eerste Grote Jongerenliteratuur Prijs werd gewonnen door auteur Erlend Loe en zijn vertaalster Femmigje | |
[pagina 6]
| |
Andersen-Sijtsma. Michael Henry Heim kreeg de pen-vertaalprijs voor zijn Wonder (dat is De verwondering van Hugo Claus, Archipelago Books). De Franse vertaling van Saskia Noorts De eetclub van Mireille Cohendy (Petits meurtres entre voisins, overigens via het Expertisecentrum Literair Vertalen gementoreerd door Isabelle Rosselin) won in Frankrijk de Prix sncf du Polar en werd daarmee ‘de beste Europese thriller’ van het jaar. Het Internationale Vertaalcentrum voor Russische literatuur van de Russische Academie van Wetenschappen kende in twee van de vier categorieën prijzen toe aan Nederlandse vertalers: aan Margriet Berg en Marja Wiebes voor poëzie (Achmatova) en aan Froukje Slofstra in de categorie een ‘debuutvertaling proza’ (Vasili Grossman, Leven & Lot). Marijke Arijs won de jaarlijkse vertaalprijs van de Franse gemeenschap voor haar vertalingen van Amélie Nothomb. De Elsen Otten Übersetzungspreis ging naar Andreas Ecke voor de vertaling van Boven is het stil van Gerbrand Bakker. Schrijver Gerbrand Bakker en vertaler David Colmer werden onderscheiden met de International impac Dublin Literary Award (€ 75.000 voor de auteur, € 25.000 voor de vertaler). De Turing Foundation won de Vertaalduivel 2010: volgens de jury (Marijke Emeis, Mariolein Sabarte Belacortu en Maarten Asscher) als prikkel om een prijs in het leven te roepen voor vertalingen van poëzie uit een vreemde taal, opdat er nog meer prijzen volgen. In Vlaanderen werd in ieder geval eindelijk een grote Cultuurprijs voor vertalers in het Nederlands ingesteld. Op de manifestatie Manuscripta werd een nieuwe Europese Literatuurprijs geïntroduceerd voor de beste Europese roman die in het Nederlands werd vertaald (om de verhoudingen daar te schetsen: de auteur ontvangt € 10.000, de vertaler € 2500). | |
Huilende dromen en semi-nomadisch levenWat Spaans betreft: Barber van de Pol en Maarten Steenmeijer kwamen met een tweetalige bloemlezing uit de Spaanse poëzie, streng en precies besproken en bekritiseerd door Joris Note.Ga naar eindnoot11 Verder aardig wat aandacht voor Het ijzig hart van Almudena Grandes, vertaald door Mia Buursma en Ans van Kersbergen voor Signatuur, en voor de boeken van Roberto Bolaño (Het derde rijk, door Aline Glastra van Loon voor Meulenhoff). Twee weken lang stond Federico García Lorca centraal op een festival te Utrecht: aan de vooravond ervan schreef Piet Gerbrandy onder de titel ‘Huilende dromen en kankernimfen’ een scherpe kritiek op Bart Voncks vertaling van Lorca's gedichten, die hij vergeleek met die van Dolf Verspoor. ‘Vonck strompelt, Verspoor danst,’ stelt GerbrandyGa naar eindnoot12, en het lijkt alsof deze lange discussie onder hispanisten - zie de artikelen in de vorige aflevering van Het vertaaljaar - eeuwig wordt voortgezet. Alle aandacht ging bij de Japanse boeken uit naar Murakami, wiens roem toeneemt en die almaar sneller vertaald wordt. In 2010 verschenen de omvangrijke delen 1 en 2 van 1q84 bij Atlas in de vertaling van Jacques Westerhoven (zie een bespreking elders in dit nummer). Een verfilming zorgde voor hernieuwde aandacht voor Norwegian Wood, een boek uit 1987 alweer, bij ons vertaald in 2007 door Elbrich Fennema (een indicatie van roem: de spanne tussen origineel en vertaling is inmiddels verkleind van twintig naar één jaar, en dan gaat het in het tweede geval ook nog eens om diens magnum opus van ruim achthonderd pagina's). Ook het succes van Italiaanse auteurs werd gecontinueerd: Niccolò Ammaniti trok de aandacht van de Nederlandse pers met zijn Laat het feest beginnen, een vertaling van Etta Maris (voor Lebowski). Ook bij de ver- | |
[pagina 7]
| |
talingen uit het Frans was er veel aandacht voor klassieken. De graaf van Montecristo werd onverkort en geanimeerd vertaald door Jan Mysjkin (voor L.J. Veen). Clemens Arts had voor deze ‘roman als culinaire specialiteit’ in De Leeswolf (meinummer 2010) veel lof over: ‘Wat het lezen van De graaf van Montecristo bovendien tot een geweldige ervaring maakt, is zonder twijfel de vertaling. Die is niet alleen opmerkelijk omdat het voor het eerst gaat om een integrale vertaling in het Nederlands, daarnaast kan ze niet genoeg worden gewaardeerd om de variatie aan stijlen en registers, om het fijne gevoel voor timing en vooral om de frisse toon. Vertaler Jan Mysjkin had het goede idee om bij het vertalen van deze roman, die door Umberto Eco als een van de slechtst geschreven, meeslependste romans aller tijden is omschreven, de auteur een handje te helpen. Zo schakelt de roman subtiel heen en weer tussen de prettig oubollige toon van een goede negentiende-eeuwse roman, gedetailleerde beschrijvingen van bijvoorbeeld de technische bediening van een driemaster op volle zee, poëtisch-zwijmelende stemmingsbeelden met zonsopgang en uiterst levendige dialogen, waarin de personages zich zonder meer geloofwaardig van vlotte hedendaagse zinswendingen bedienen. Kortom: wie dit boek aan zich voorbij laat gaan, doet zichzelf tekort.’Ga naar eindnoot13 Jan Mysjkin deed er nog een schepje bovenop door in een bijzonder interview in de Volkskrant (24 juli 2010) te stellen dat hij, die ‘een semi-nomadisch vertaalleven in Amsterdam, Parijs en Boekarest’ leidt, bij het vertalen van Dumas de vrijheid had genomen het een en ander toe te voegen: ‘Bij Dumas is alles in eenzelfde stijl geschreven. [... Maar] lezers zijn nu veel ontvankelijker voor meerdere taalregisters en literaire vormen. [... Ik ben ervan overtuigd dat] de originaliteit niet in de inhoud maar in de vorm schuilt en die is volkomen kunsttalig.’ De graaf van Montecristo is al vaker vertaald (en bewerkt), onder meer in 1923 door W.J.A. Roldanus jr. (1877-1940). Hier gaat het echt om revitalisering, zou ik zeggen. Dat was minder het geval bij de nieuwe vertaling van Le Grand Meaulnes: De grote Meaulnes door Mario Molegraaf (voor Prometheus). De reacties waren kritisch, ook omdat de vertaling van Max Nord (1916-2008) in feite gecanoniseerd is als Het grote avontuur, zeker in de hoofden van al wie het boek in het Nederlands lazen. Nord vertaalde het boek uit 1913 in 1949 en herzag die versie in 1981; bij de tiende druk in 1999 schreef hij een nawoord ter verantwoording - tekenend voor de mate waarin hij zijn vertaling liefhad. Wineke de Boer, die dweept met het origineel, schrok bijzonder van de nieuwe versie van Molegraaf en schreef een scherpe vertaalkritiek.Ga naar eindnoot14 Aart van Zoest, eveneens kritisch, zegt dat dit boek over ‘de verwantschap tussen liefde en vriendschap’ echter ‘niet kapot kan’; als Van Zoest beweert dat de beide vertalingen ‘geen fundamentele schade’ aanbrengen, vrees je wel dat Van Zoest sowieso niet veel opheeft met vertaling. Liever vergis ik me hierin en wacht ik af of er een nieuwe vertaling mogelijk blijkt te zijn die de subtiliteit van Alain-Fournier tot uitdrukking weet te brengen. | |
Klassiek is wat levenskrachtig isIn 2010 kwamen de classici met twee grootse vertalingen: Vincent Hunink met zijn Tacitus en Patrick Lateur met zijn Ilias. Nemen we Patrick De Rynck als graadmeter, wat doorgaans verstandig is, dan is deze Tacitus weerbarstig en gedurfd, ‘lezen met weerhaken’ en ‘zonder smeerolie op de knarsende tekst’.Ga naar eindnoot15 Vincent Hunink kwam veel aan het woord en legde steeds uit waarom hij de statige volzinnen uit eerdere vertalingen als verraad van de oorspronkelijke stijl beschouwde. Uit zijn toelichtingen | |
[pagina 8]
| |
in interviews blijkt dat er wat hem betreft toch nog te veel concessies gedaan zijn aan de normen van zijn redacteuren en het door hen beleden principe van de leesbaarheid.Ga naar eindnoot16 Voor Patrick Lateur, die de Ilias voor het eerst in vijfvoetige jamben vertaalde, werden vele lofregisters opengetrokken. De mooiste zin uit de (vrijwelGa naar eindnoot17) unanieme lof was deze: ‘de Ilias is een blinkend schild, waarin het ganse heelal wordt weerspiegeld’.Ga naar eindnoot18 Of was het toch deze: ‘Omdat dit een weerzinwekkend, van bloed druipend en van schilden schitterend oorlogsdocument is’?Ga naar eindnoot19 (Zie elders in dit nummer een artikel over de receptie van de vertaling.) Naast twee grootse vertalingen traden in het klassieke domein ook twee grote vertalers op de voorgrond: Piet Schrijvers, aan wie de Nijhoffprijs werd toegekend voor zijn Lucretius, verschenen bij de Historische Uitgeverij, die in 2010 de leus ‘klassiek is wat levenskrachtig is’ hanteerde. De ander was Gerard Koolschijn, die met een nieuwe Paulusbrief kwam en met nieuwe (of beter: hernieuwde) Euripidesvertalingen in de Perpetuareeks (ook elders in dit nummer besproken). Koolschijn werd in 2010 aangevallen op een van zijn vertaalde zinnen.Ga naar eindnoot20 In een interview vroeg Marjoleine de Vos zich luchtig af wat daar eigenlijk stond. ‘Loopt u niet het gevaar dat men u zal verwijten dat u dit expres duister vertaald heeft?’ vroeg ze hem.Ga naar eindnoot21 Dat dat tegen het zere been was, bleek uit de boze reactie van Koolschijn. Hij stond dan wel bekend als een vertaler van Griekse (wereldse) klassieken, maar had met deze vertaling juist willen bijdragen aan de strijd tegen het (religieuze) fundamentalisme. ‘Hopelijk gaan bij enkele christenen de ogen open,’ liet hij weten.Ga naar eindnoot22 Kon je dan niet beter te rade gaan bij de Nieuwe Bijbelvertaling (nbv) waarin, aldus Marjoleine de Vos, juist de verheldering van duistere passages wordt voorgestaan? Deze handschoen werd opgepakt en Koolschijn kapittelde de nbv, waarbij hij overigens als meelezer betrokken was. De Paulusbrieven van de nbv noemde hij ‘slappe domineesparafrasen’. Waarna hij oversloeg naar een traditionele positie in het vertaaldebat, een die je dienend kunt noemen: ‘Als je iets vertaalt moet de sfeer in de tekst bewaard blijven, de stem van de schrijver. Niet met moderne dingen aankomen, dingen toevoegen, of zelfs verduidelijken - dat is niet de taak van een vertaler.’ Dit nu was buitengewoon verrassend uit de mond van iemand die met zijn vlotte en vloeiende vertalingen een eind heeft gemaakt aan het zogenaamde gymnasiaanse vertalen waar Kousbroek zo tegen ageerde. Nota bene liet Koolschijn dat in 2010 nog eens zien in zijn nieuwste versie van de Medea. Koolschijns vertaalopvattingen zijn vaker bekritiseerd. Lang geleden, kort nadat ik zelf een artikel schreef over de vertaalopvattingen van classici in het Nederlandse taalgebied in de twintigste eeuwGa naar eindnoot23, verscheen een kritiek op een eerdere Medea-versie van Koolschijn (uit 2001), met een argument dat haaks staat op het verwijt dat De Vos hem maakte over zijn ‘duistere’ Paulusvertaling. Ilja Leonard Pfeiffer beweerde destijds dat Koolschijn, en met hem andere vertalers uit het Grieks en het Latijn, intussen ‘op hun hurken [zijn gaan] zitten en ons [willen] uitleggen wat er staat in plaats van het ons te laten zien’.Ga naar eindnoot24 Koolschijn maakte het moeilijke Grieks helder en toegankelijk, maar deed dat door te versimpelen en te vervlakken en de poëzie weg te vertalen. ‘Alles wat Euripides’ poëzie levendig maakt wordt gladgestreken onder het strijkijzer van de verstaanbaarheid. (...). Dat zijn vertaling een simplificatie behelst is één ding, maar het swingt niet. En daarom is Koolschijn laf. Hij durft het niet aan een klein beetje meer concentratie te vergen van zijn lezers en Euripides recht | |
[pagina 9]
| |
te doen door spannende poëzie te maken van zijn verzen.’Ga naar eindnoot25 In de maand januari verder opschudding in de media naar aanleiding van een rapport van de Verkenningscommissie Klassieke Talen waarin gepleit wordt voor een nieuw verplicht vak op het gymnasium dat ‘Griekse en Latijnse Taal en Cultuur’ moet heten. Daarin worden klassieke teksten gelezen met een Nederlandse vertaling ernaast. Als keuzevakken blijven volgens de commissie dan Grieks en Latijn waarin het vertalen zelf de primaire focus is. Een dilemma komt hier bloot te liggen: enerzijds worden vertalingen (de fraaie tekstproducten waarop onze cultuur inmiddels kan bogen) erkend als belangwekkende literatuur, anderzijds wordt het vertalen (de procesmatige handeling) dan voorbehouden aan de leerlingen die de vakken daadwerkelijk en welbewust zullen kiezen, en dat zal een minderheid zijn. In een sympathieke column bezong Marjolijn Februari de lof van de ablativus absolutus om te wijzen op het belang van de handeling van het vertalen zelf: ‘Maar wat ik als argument nog miste, was de liefde voor eerlijk handwerk. Of je nu Latijn of Arabisch of Chinees leert vertalen, je leert hoe dan ook zelf iets te doen, zelf iets te maken, te knutselen, te timmeren. Dat is inderdaad moeilijker dan achterover leunen en een beschouwing aanhoren over de cultuur van Rome of de geschiedenis van het timmeren, maar het is wel zo bevredigend.’Ga naar eindnoot26 De politicus Frits Bolkestein wilde daarentegen klassieke vertalers in vertalingen laten lezen en geen aandacht aan ‘de techniek van het Grieks en het Latijn’. Bovendien, vond hij, kan de vrijgekomen tijd dan besteed worden aan het leren van moderne talen, van groot belang in deze moderne tijden.Ga naar eindnoot27 Ik heb belang bij het laatste, maar denk tegelijk dat scholieren niet genoeg kunnen blijven timmeren in de zin van Marjolijn Februari. | |
Hollandse matrozen in het EngelsOnder de talloze boeken die in 2010 uit het Engels vertaald werden vielen - hear, hear - weer de klassieke boeken op, nu op vier manieren. Allereerst (1) verschenen boeken van klassieke schrijvers in de vertrouwde vertalingen van hun persoonlijke vertalers. Talloos waren ook de aangename Rien Verhoefzinnen in een wederom intrigerende McEwan (Solar, De Harmonie).Ga naar eindnoot28 Van John Le Carré verscheen Ons soort verrader, vertaald door Rob van Moppes (Luitingh & Sijthoff), met dat stereotiepe taalgebruik in het Nederlands, met gestapelde zinnen etc., waarvan je niet meer weet of het de auteur is of de vertaler.Ga naar eindnoot29 Ten tweede (2) verschenen er oudere boeken die opnieuw onder de aandacht werden gebracht, wederom soms in oude vertalingen: de aandacht voor Vizinczeys Loflied op de rijpe vrouw viel buitengewoon op, nochtans betrof het een vertaling van Dolf Koning uit de jaren zestig, bijgewerkt door Carla Hazewindus (voor Lebowski), die vreemd genoeg het werkwoord ‘verkrachten’ ter aanduiding van een normale geslachtsdaad handhaafde. BUtterfield 8 van John O'Hara uit 1935 werd wel voor het eerst vertaald en op de website van De Arbeiderspers begeleid door beelden uit de verfilming met Elizabeth Taylor (de vertaling was van Caroline Meijer en Saskia van der Lingen). Zeer bijzonder was ook de (eerste) vertaling van een dramatisch boek uit 1940 van Christina Stead, De man die van kinderen hield, door Peter Bergsma voor Atlas. Een echte hervertaling van een klassiek boek (manier 3) was Naakte lunch van William S. Burroughs door Ton Heuvelmans (Lebowski), mooi materiaal voor een vergelijking met de versie van Joyce & Co uit 1972. Voorts een herziene Faulkner, Het geluid en de drift (door Bartho Kriek, elders in dit nummer besproken) en een nieuwe versie van To Kill a Mockingbird van Harper Lee (1923), destijds bij ons vertaald door | |
[pagina 10]
| |
Hans Edinga als Spaar de spotvogels (De Fontein/ Westland, 1961), in 2010 opnieuw vertaald door Ko Kooman voor De Bezige Bij met een titel die een klein veertje liet: Spaar de spotvogel. Maar 2010 was vooral het jaar van (manier 4) grote nieuwe boeken die bij verschijnen al klassiek zijn, zoals Vrijheid van Jonathan Frantzen (Prometheus), Het grote huis van Nicole Krauss (Anthos) en De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet van David Mitchell (Ailantus). De vertalers - respectievelijk Peter Abelsen, Tjadine Stheeman & Rob van der Veer en Harm Damsma & Niek Miedema - mogen zich gelukkig prijzen met deze boeken, die overal enthousiast besproken werden en waarvoor de auteurs ook nog eens zelf kwam opdraven. David Mitchell prees zelfs zijn eigen vertalers, ‘die je overigens hard nodig hebt’ (Vrij Nederland, 3 juli 2010), door hun prestatie hoger te achten dan de zijne: ‘Vergeleken met wat een vertaler moet doen heeft degene die alles verzint het heel wat gemakkelijker.’Ga naar eindnoot30 Carel Peeters maakte dit standpunt nog pikanter door in Tirade (nr. 435, oktober 2010) te laten weten niet onder de indruk te zijn van het boek (‘stilistische brille, meer niet’), maar wel vol in te stemmen met de ‘suggestief authentieke’ en ‘prachtig ongeciviliseerde’ taal van de Hollandse matrozen die de Nederlandse vertaling bevolken. Tot slot: over het uit de handel terugtrekken van de vertaling van Seamus Heaneys District and Circle, onder andere naar aanleiding van een stuk in dit tijdschrift, zullen we het maar niet meer hebben, maar april 2010 was wat dat betreft een hete maand. | |
Heetgebakerde helden, oogstrelende vrouwenVan Opwaaiende zomerjurken bestaat sinds 2010 een Arabische vertaling (verschenen in Libanon, bij Dar Al-Adab). Andere opvallende vertalingen uit het Nederlands: Nescio in het Slowaaks door Adam Bžoch, Hermans' Donkere kamer in het Tsjechisch door Magda de Bruin-Hüblová (Temná komora Damoklova, voor Host) en Eline Vere in het Engels van Ina Rilke (voor Archipelago; staat op de 25 titels tellende longlist van de Amerikaanse 2011 Best Translated Book Awards, georganiseerd door Three Percent). Drie belangrijke vertalingen van non-fictie: een vernieuwde Marx, Het Huis der Wijsheid van Jonathan Lyons (hoe Arabieren de westerse beschaving hebben beïnvloed, ook vertaalhistorisch; vertaling van Ruud van de Plassche en Jan van de Westelaken voor Bulaacq en epo) en Thomas Hobbes' Leviathan door Wessel Krul voor Boom. Het Vlaamse Fonds wilde in december 2010 extra geld voor de vertaling van Van Reybroucks Congo, een boek dat in oktober ook al door cultuurminister Joke Schauvliege genoemd werd, toen zij in Japan pleitte voor het bevorderen van de vertaalcultuur. Als speerpunten noemde ze het stimuleren van kwaliteitsvolle non-fictie en het ondersteunen van jong vertaaltalent. In 2010 verscheen een nieuwe Statenvertaling, voorbereid naar een werkmodel dat bij de nbv gehanteerd werd, maar op kleinere schaal, voor een beperkter publiek en in een korter tijdsbestek (achtenhalf jaar). Hoe gevoelig deze vertaling ligt bleek al snel uit de reacties en de verdedigingen, iets dat overigens nog steeds geldt voor de nbv: na een probeerfase van vijf jaar (sic) werd de nbv door de Protestantse Kerk Nederland op een synode in april 2010 aangewezen als een van de drie officiële vertalingen die op de kansel mogen worden gebruikt.Ga naar eindnoot31 Mooi was natuurlijk dat oude Bijbelvertalingen in een groots project van Nicoline van der Sijs op het internet ontsloten werden (via de site van Stichting Vrijwilligersnetwerk Nederlandse Taal en easy.dans.knaw.nl). Nog meer opvallende vertalingen: uit het Roemeens De wetenden van Mircea Cartarescu door Jan Willem Bos | |
[pagina 11]
| |
(De Bezige Bij), uit het Turks: Moderne Turkse poëzie, samengesteld door Mehmet Yildirim, Sytske Sötemann en Mehmet Çetin, vertaald door docenten en (oud-)studenten van de Leidse universiteit (Atlas) en uit het Noors: Slapeloos van Jon Fosse, vertaald door Marianne Molenaar (Wereldbibliotheek). In 2010 verscheen de eerste vertaling (door Anna Maria Martirosjan-Mattaar) van het Armeense epos David van Sassoen (Voltaire), mondeling overgeleverd en in 1874 op schrift gesteld, een boek volgens Rosita Steenbeek met heetgebakerde helden en oogstrelende vrouwen.Ga naar eindnoot32 En uit het oude Chinees werd de Lao Zi tweemaal opnieuw vertaald, Het boek van de Tao en de innerlijke kracht, uiteraard door kenner Kristofer Schipper voor Augustus, en via een Engelse tussenvertaling door Bartho Kriek (Daodejing: het boek van de weg en de kracht, bij Atlas). Michiel Leezenberg liet in NRC Handelsblad (14 mei 2010) snel zien hoe groot de verschillen tussen de beide vertalingen en met bestaande vertalingen zijn. Bij Kriek schemert de Penguineditie van D.C. Lau door de vertaling heen, aldus Leezenberg, Schipper verrijkt zijn vertalingen door allerlei toevoegingen, ook om zijn gelijk te halen in academische ruzies. Je innerlijke taokracht zal door vertaalvergelijking vermoedelijk alleen nog maar meer vergroot worden, zeker als je als lezer zelf ook weer aan het vertalen slaat.Ga naar eindnoot33 Het tweede deel van de biografie van Reve is verschenen in 2010. Nop Maas vertelt daarin onder meer de geschiedenis van Reves pogingen om ook in het buitenland beroemd te worden. Voor zijn Duitse vertaler Jürgen Hillner kocht hij zelfs een huisje in de buurt van het Friese dorp waar hij een tijd woonde. Er zit muziek in vertalen. Ernst Jansz publiceerde een boek met vertalingen van Dylan, met achterin een cd zodat je ook kunt horen hoe dat in het Nederlands klinkt. Hester Carvalho (NRC Handelsblad, 20 oktober 2010), was niet enthousiast, Patrick van den Hanenberg in de Volkskrant (16 oktober 2010) daarentegen wel: voor hem waren de teksten zelfs mooier dan de muziek.Ga naar eindnoot34 Zeer aangenaam, voor de liefhebber, de vertalingen van Frank Ketelaar die gezongen werden in de tv-serie 't Spaanse Schaep: ‘Dit is mijn lijf’ en ‘Er is toe’, wat hij een klankvertaling noemt, maar ook betekenisvertalingen, bijvoorbeeld van ‘Bohemian Rhapsody’ onder de titel ‘Opoes zwanenzang’ - ook iets waar deze of gene gelukkig van wordt. In het eerste deel van zijn memoires werd er door Casanovavertaler Theo Kars nog nauwelijks vertaald, maar in interviews werd hij er wel op aangesproken: hij ziet zich al vertalende als knecht.Ga naar eindnoot35 Ook Hannie Vermeer-Pardoen (*1930), die doorgaat met het vertalen van Voltaire, beleed in de Volkskrant (4 december 2010) de deugd der bescheidenheid, maar zij hoeft er dan ook niet van te leven en komt zelf bij de uitgever met voorstellen aan. Barber van de Pol schreef een prikkelende reeks columns over vertalen in De Groene, met aandacht voor vele aspecten ervan. De vreemdste dingen halen de pers - of moet je zeggen: de dingen die ons het naast zijn -: de kroon spande de vermelding dat Kuifje nu ook Hindi spreekt, in de vertaling van ‘tintinofiel’ Ajay Mago: ‘Mago is van mening dat Hergé geen foute houding had jegens de niet-blanken. Volgens hem is de manier waarop de tekenaar India en de Indiase bevolking weergaf, accuraat, ook al werd Kuifje ooit haast gelyncht door een woedende massa omdat hij een Heilige Koe had aangeraakt.’Ga naar eindnoot36 Harrie Lemmens trad uit de schaduw van Saramago, van wie hij zeer veel vertaalde en bij wie hij in de buurt woonde en met wie hij dus wel eens sprak. Maar ‘hoe je iets moet vertalen, daar kan een schrijver je toch niet bij helpen’.Ga naar eindnoot37 Martin de Haan en Rokus Hofstede waren volop aanwezig op het net, zo niet op dereactor.org of | |
[pagina 12]
| |
boekvertalers.nl dan wel op eigen sites als maximen.nl (‘opgepast: maximen kunnen aanstekelijk zijn, net als verkoudheid’) en hofhaan.nl (‘een monsterboek van vertalingen’). Hafid Bouazza lichtte toe (in Geestdrift, februari 2010) dat hij pornografische Arabische poëzie vertaalt omdat hij dan ‘weer die verwondering en liefde’ voelt van de eerste kennismaking met deze gedichten. ‘Als ik die liefde voor een vrouw zou kunnen voelen, dan zou die vrouw heel gelukkig met me kunnen worden,’ voegde hij er tragischerwijs aan toe. Daarmee staat het vertaaljaar 2010 in het teken van het geluk door vertaling. De hierna volgende stukken lichten dit verder toe, hoe spaarzaam de vrouwen er slecht genoeg ook in vertegenwoordigd zijn. |
|