taler, daarin heeft Parks gelijk, dat leidt bijna altijd tot verschraling.
Maar daaruit wil hopelijk niemand concluderen dat het maar afgelopen moet zijn met vertalingen en dat wij alleen nog mogen lezen wat wij in de brontaal kunnen lezen. Dat zou een uitnodiging voor benepenheid zijn.
De vraag van dit tijdschrift ontkomt niet aan de hedendaagse obsessie met roem. De beste vertaling van 2010? De beste roman in vertaling, of de beste vertaling? Je zou haast vergeten dat de beste vertaling, vertaaltechnisch gezien, misschien wel de vertaling betreft van een middelmatige roman.
Ik zou op grond van de drie, vier boeken in Nederlandse (?) vertaling die ik het afgelopen jaar heb gelezen en die daadwerkelijk in 2010 zijn verschenen het best vertaalde boek van 2010 moeten aanwijzen?
Zonder iemand te willen beledigen vind ik gehoor geven aan zo'n verzoek bijna onhygiënisch.
Toch heb ik een nog redelijk recente vertaling uitgekozen. Het gaat om Rebellie, van Joseph Roth, een van mijn lievelingsromans.
Het is niet de vertaling waarover ik mij wil uitspreken - daartoe acht ik mij niet bevoegd, als er iets is wat de literatuur bedreigt, dan is het de slordig geveinsde autoriteit van deelnemers aan het literaire bedrijf - maar de roman zelf.
Hoewel ik de brontaal, het Duits, redelijk goed beheers, getuigt het van blasfemie om met het origineel erbij te willen bewijzen wat er goed of slecht is aan Wilfred Oranjes vertaling.
Gisteravond dineerde ik met een intelligente hoogleraar literatuurwetenschappen, dat tegenwoordig geloof ik film- en literatuurwetenschappen heet, en deze intelligente (dat ‘intelligente’ moet erbij want veel hoogleraren zijn dom, hoewel je van hoogleraren anders zou verwachten, al vrees ik soms dat hun domheid een combinatie is van angst en carrièreplanning) hoogleraar legde mij uit dat een van de eerste dingen die eerstejaars literatuurwetenschappen leren is dat de vraag ‘waar gaat het over?’ overbodig is.
Even kon ik een licht gevoel van schaamte niet onderdrukken, want ik leg in mijn stukken nog wel eens uit waar een boek over gaat. De hoogleraar had echter een overtuigend argument. Hij bracht Romeo and Juliet terug tot een anekdote van drie regels en zei vervolgens: ‘Daarin zit de onsterfelijkheid dus niet.’
Onderweg naar mijn hotelkamer in Amsterdam vroeg ik me af wat ik over de roman van Roth kan zeggen als ik het verhaal moet overslaan.
Ik zal drie zinnen uit Rebellie citeren die de kracht van Wilfred Oranjes vertaling illustreren - een goede vertaler doet de lezer vergeten met een vertaling te maken te hebben zonder de brontekst geweld aan te doen -, en die duidelijk maken waar het om gaat in deze roman, waar het om gaat in de romankunst misschien wel.
‘Reeds had het grote, rollende raderwerk van de staat de zaak van de burger Andreas Pum ter hand genomen, en zonder dat hij het wist, werd hij langzaam en grondig vermalen.’
De roman gaat over het vermalen van burgers, al dan niet door de staat.
‘Hij leefde op kosten van Klara. Zij genoot bijverdiensten. Hij was jaloers.’
Stijl, en dus ook timing is de essentie van komedie en tragedie, en vaak van allebei tegelijkertijd.
‘Nooit had hij zich speciaal om mussen bekommerd. Nu had hij het gevoel een oude schuld aan ze te moeten inlossen.’
Literatuur moet het sentiment niet uitbesteden aan schrijvers zonder talent, omdat gebrek aan sentiment deftig zou zijn.
Joseph Roth, Rebellie. Vertaald door Wilfred Oranje. Amsterdam: Atlas, 2006.