een groot deel daarvan met spierversterkende middelen, tegenwoordig eerder verguisd) en Alex Rodriguez, die afgelopen zomer nog in het nieuws kwam omdat hij een affaire met Madonna zou hebben. Uiteraard is het boek ook rijk gevuld met technische termen, zo komt het hele arsenaal (er zijn er een stuk of twintig) aan worpen waarover een werper kan beschikken voorbij: onder meer de curveball, de splitter, de fastball, de changeup, de knuckleball (een bal die de pitcher niet tussen al zijn vingers vasthoudt, maar tussen duim, wijsvinger en pink; als de bal wordt gegooid is de vlucht ervan niet te voorspellen, zodat hij voor een slagman uiterst moeilijk te raken is). Interessant zijn ook de vele idiomatische uitdrukkingen die zowel een honkbalspecifieke betekenis als een daaraan ontleende meer algemene betekenis hebben.
Er zijn aparte lemma's voor boeken en films waarin honkbal een belangrijke rol speelt (o.m. The Natural en For the Love of the Game, films die in Nederland ook nog wel eens worden uitgezonden omdat daarin achtereenvolgens Robert Redford en Kevin Costner de hoofdrol spelen) en lemma's die over typische randverschijnselen gaan. Zo kan men lezen dat met seventh inning stretch wordt verwezen naar de gewoonte dat alle toeschouwers tussen de eerste en tweede helft van de zevende slagbeurt gaan staan om hun benen te strekken en gezamenlijk meezingen met het ‘officieuze volkslied van het honkbal’: ‘Take Me Out to the Ball Game’. Het lemma national pastime behelst een klein essay over de rol van honkbal in de Amerikaanse maatschappij.
Het boek is duidelijk uit liefde voor de sport geschreven, zoals blijkt uit de autobiografische inleiding - een liefde die is ontstaan tijdens een verblijf in de vs, in Baltimore. Het is ook geheel vanuit het Amerikaanse perspectief geschreven en probeert de culturele grenzen tussen de vs en Nederland van binnen uit te beslechten en niet van buiten af. De Galan is een goede gids, met veel verstand van zaken, maar hij heeft soms minder op met de Nederlandse honkbaltaal. Zo wordt als omschrijving voor center fielder ‘middenvelder’ gegeven, een fout die we ook in De infiltrant al zagen - in alle officiële bronnen vinden we echter ‘midvelder’.
Zoals gezegd is het boekje opgezet als een gealfabetiseerde woordenlijst en de vraag is of dat de meest geschikte opzet is. De auteur veronderstelt zeer weinig voorkennis, misschien terecht. Maar de gebruikswaarde van een woordenlijst wordt toch vooral bepaald door de behoefte van de gebruiker en aan een naslagwerk heb je niet veel als je niet al weet wat je wilt weten. De toon van het boekje is die van een inleidende monografie. Het boek zou dus beter tot zijn recht zijn gekomen wanneer de opzet thematisch was geweest: een hoofdstuk over clubs, een hoofdstuk over spelers, een hoofdstuk over de positie in de cultuur, een hoofdstuk over honkbal in films en literatuur, enzovoort. De overblijvende technische termen hadden in een aparte lijst opgenomen kunnen worden. De aanstekelijkheid en het enthousiasme van De Galan zouden bij zo'n opzet ook beter tot hun recht zijn gekomen.
De vertaler is er ondertussen wel bij gebaat, want die weet, als hij zijn werk goed doet, wel wat hij moet weten.
Dennis Lehane, De infiltrant. Vertaald door Paul Heijman. Vianen: The House of Books, 2008.
Menno de Galan, Honkbal is Amerika. Amerika is honkbal. Amsterdam: Thomas Rap, 2008.