de voor- en bijnaam van Eliav verbeterd, de transcriptie en de vertaling van de Hebreeuwse boektitel gecorrigeerd en misschien in één moeite door een kleine toevoeging voorgesteld bij de naam Eliav, een van de eerste pleitbezorgers van een tweestatenoplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict. Bovendien had ik haar zelfs een exemplaar van Naar een normaal joods bestaan uitgeleend, wat haar heel wat werk had bespaard en een betere vertaling had opgeleverd.
Koddig is een ander probleem dat Borsboom in ons kikkerlandje heeft met hertenlandje Palestina. De gangbare Hebreeuwse benaming voor Palestina is Erets Jisrael: ‘het land van Israël’ oftewel ‘het land van het joodse volk’. Borsboom handhaaft een paar keer de Hebreeuwse uitdrukking Erets Jisrael. Een aantal keren vertaalt ze die foutief als ‘het land Israël’ en als dat haar te omslachtig wordt, heeft ze het kortweg over Israël. Zo lezen we: ‘Rabbijn Nachman van Bratslav, die in Israël arriveerde en onmiddellijk weer vertrok...’ Wie een klein beetje thuis is in de joodse geschiedenis weet dat deze rabbijn Nachman nooit in Israël is geweest omdat Israël in zijn tijd nog niet bestond. Wel heeft hij in 1798 een bezoek gebracht aan Palestina. Zo lezen we ook: ‘Maimonides zou Saladdin waarschijnlijk hebben gesmeekt om de joden het recht te verlenen zich in Israël te vestigen, dat hij net had veroverd.’ Ach ja, Saladdin veroverde Jeruzalem en gaf de kruisvaarders in het Heilige Land flink hun vet, maar dat was toch echt vele eeuwen vóór de stichting van de staat Israël (1948) en zelfs nog meer eeuwen na de val van het koninkrijk Israël (722 v.C.).
Geestig vond ik het volgende citaat: ‘Alsof, volgens de beroemde uitspraak van Saädja ben Josef, gaon (rector) aan de talmoedacademie in Soera, “Israël alleen door zijn wetten bestaat.”’ Volgens mij is het de enige keer dat in Borsbooms vertaling het woord ‘Israël’, misschien zelfs zonder dat ze er erg in heeft, wordt gebruikt in de betekenis van ‘het joodse volk’ en niet in die van de staat Israël of abusievelijk voor het land Palestina/Erets Jisrael. En omdat de Nederlandse lezer weer geen jaartallen krijgt voorgeschoteld, zou hij kunnen denken dat volgens deze ‘rector’ het bestaan van de joodse staat uitsluitend stoelt op de Israëlische grondwet. Maar Israël heeft geen grondwet en in werkelijkheid gaat het om iets heel anders. Yeshayahu Leibowitz citeert de bewuste ‘rector’ wel correct in Het geweten van Israel (Arena, 1993). Hij schrijft: ‘De betekenis van de uitspraak van rabbijn Sa'adja Gaon (ongeveer duizend jaar geleden) - “onze natie is slechts een natie door haar Tora” - was niet normatief, maar empirisch: de vaststelling van een historisch feit.’ De vertaler uit het Hebreeuws verklaart bovendien in een noot: ‘Sa'adja Gaon (882-942), leider van de joodse gemeenschap in Babylonië, gezaghebbend rabbijn, filosoof en vertaler van de Bijbel in het Arabisch.’
Er staan nog veel en veel meer fouten en ongerijmdheden in Kijken in de spiegel, die we Floor Borsboom, Denis Charbit en A.B. Yehoshua en bovenal uitgeverij Wereldbibliotheek kunnen aanrekenen. Het meest stuitend vind ik nog wel dat Borsboom een paginalang citaat uit het verhaal ‘Met het gezicht naar de bossen’ van Yehoshua vertaalt uit het Frans. Blijkbaar wist zij noch de redacteur van de Wereldbibliotheek dat dat verhaal al lang geleden onder de titel ‘Met het oog op de bossen’ is verschenen in het Nederlands: in Abraham B. Jehoshua, Drie dagen en een kind (Amphora