afhaken bij een roman die langer was dan zeshonderd pagina's. De meest drastische ingreep was de weglating van vier hele hoofdstukken op tweederde van de roman. Rubins ingreep, die niet zo barbaars is als het hier misschien klinkt, vond overigens plaats met volledige instemming van Murakami. Het gevolg was dat Duitse lezers, net als de Amerikanen en Britten, ook een aanzienlijk kortere roman lazen dan Murakami's Japanse publiek.
Murakami leek er geen probleem mee te hebben. Sterker nog, voor de Japanse pocketeditie van De opwindvogelkronieken schrapte hij vervolgens weer verschillende passages, inclusief een aantal die uit de Engelse vertaling waren verdwenen. Andere uit de Engelse vertaling verdwenen passages behield Murakami weer wel; de vier genoemde hoofdstukken bijvoorbeeld bleven behouden, zij het in gewijzigde vorm. De Japanse pocketeditie is dus geen simpele navolging van de Amerikaanse editie. De Nederlandse vertaling is gebaseerd op de Japanse pocketeditie, want de vertaler is ‘uitgegaan van het algemeen aanvaarde principe dat alleen de laatste tekst die door een auteur vrijwillig is herzien in aanmerking mag komen voor een definitieve uitgave of vertaling’. Ik neem maar even aan dat de bepaling ‘definitieve’ alleen slaat op ‘uitgave’ en niet op ‘vertaling’, maar al is Westerhovens standpunt alleszins begrijpelijk, het lijkt niet helemaal dat van Murakami zelf te zijn.
Het is wel goed om te beseffen dat Murakami zijn sporen heeft verdiend als de Japanse vertaler van onder meer John Irving, Raymond Carver, J.D. Salinger en F. Scott Fitzgerald. De reputatie die hij daarmee in Japan heeft opgebouwd als literair vertaler doet vermoeden dat hij vrij uitgesproken ideeën heeft over de relatie brontekst-doeltekst. Toch was hij veel milder over de Duitse vertalingen van zijn eigen werk dan sommige Duitse japanologen.
Twee dingen worden hierdoor onderstreept, lijkt me. Murakami is vóór alles een verteller én hij is een verteller die gelooft dat zijn verhalen snel zijn publiek moeten bereiken willen ze maximaal effect kunnen hebben. ‘Romans hebben een impact in hun eigen tijd,’ zei hij ooit. ‘Er zijn romans die in hun eigen tijd gelezen moeten worden.’ Van John Irvings A Prayer for Owen Meany vindt hij het rampzalig dat het boek pas na tien jaar in het Japans verscheen. Daarom lijkt het hem niet zo erg dat Duitse vertalingen vertaalde vertalingen zijn. Liever dat, dan dat zijn boeken pas jaren later gelezen worden. Omdat de kracht van zijn romans vooral komt uit het verhaal en de presentatie ervan, en minder uit de subtiel verglijdende psychologische nuances van de personages in introspectieve romans als die van de Nobelprijswinnaar Kawabata Yasunari (1899-1972), gelooft Murakami dat zijn werk de oversteek naar een andere taal wel overleven zal.
Murakami heeft gelijk. Zijn stijl kent drie essentiële ingrediënten die altijd goed overeind blijven. Hij probeert zo min mogelijk betekenis in zijn zinnen te stoppen en ze zijn daardoor alles behalve ambigu. Daarnaast let hij erg op ritme. De vergelijking met muziek ligt voor de hand, al was het maar omdat zijn romans en verhalen er zo van doordesemd zijn, van jazz en rock tot klassiek. Ten slotte mikt hij op de empathie van zijn lezers met zijn personages door een bijna on-Japanse droge humor. Dat zijn lezers hardop moeten lachen wanneer ze in de trein zijn boeken