| |
| |
| |
Recensies
Désirée Schyns
Joyful Babel: Translating Hélène Cixous, Ed. by Myriam Diocaretz and Marta Segarra, Amsterdam/ New York: Rodopi, 2004 (isbn 90 420 0989 6)
Joyful Babel: Translating Hélène Cixous is de eerste essaybundel over het vertalen van het werk van de Franstalige joodse schrijfster Hélène Cixous. Behalve van de in Amsterdam opgevoerde toneelstukken L'histoire terrible mais inachevée de Norodom Sihanouk Roi du Cambodge (in 1986 opgevoerd in het kader van het Holland Festival door het Théâtre du Soleil van Ariane Mnouchkine) en Portret de Dora, is Cixous in Nederland (en de Verenigde Staten) vooral bekend als feministisch theoretica die het vrouwelijke wil inschrijven in de westerse cultuur. Haar poëtisch proza vond zijn weg minder snel naar lezers buiten Frankrijk Toch zijn er vertalingen van, zo blijkt uit Joyful Babel Cixous die in 1967 begon met publiceren, heeft in bijna veertig jaar tijd bijna zestig titels op haar naam staan. Intrigerende, pluriforme en polyfone teksten die niet in één genre ondergebracht kunnen worden en die zich op het snijpunt bewegen van psychoanalyse, poëtisch proza, autobiografie en filosofie.
In haar ‘Critical Introduction’ vertelt Marta Segarra wat haar en Myriam Diocaretz met de bundel voor ogen stond. Ze wilden in de eerste plaats nieuwe theoretische inzichten op het gebied van translation studies aan bod laten komen door op één auteur in te zoomen en vroegen bijdragen van zoveel mogelijk vertalers van Cixous. Dat Cixous werd gekozen heeft te maken met het feit dat zij wereldwijd in vele talen is vertaald, namelijk in het Engels, Japans, Italiaans, Spaans, Nederlands, Noors en Hindoestani. De vertalers in al deze talen komen in de bundel aan het woord. Maar de voornaamste reden om een bundel te wijden aan Cixous is dat vertaling in letterlijke of metaforische zin veelvuldig in haar werk voorkomt. Haar werk, dat vooral taal als onderwerp heeft en het bewust ontwrichten en oprekken van gangbare betekenissen, leent zich bij uitstek om na te denken over wat vertalen is en dat komt omdat het ‘anderszijn’ en ‘de ander’ in haar teksten besloten ligt. Door de openheid ervan is het mogelijk in de vertaling andere talen en culturen in te brengen. Segarra citeert Blanchot die schreef dat alleen teksten waarin het verschil besloten ligt, die in staat zijn ‘anders’ of ‘vreemden’ voor zichzelf te zijn, kunnen leiden tot verrijkende vertalingen.
De bundel bestaat uit vier delen. Het eerste deel is gewijd aan ‘Translating other discourses’, zoals de aantekenschriften van de auteur die dienen als basis voor haar gepubliceerde teksten en de vertaling van bandopnames van de beroemde en veelbezochte seminars van de auteur in Parijs. Dit leidde tot 6000 pagina's vertaalde tekst in het Engels.
De tweede sectie is gewijd aan het vertalen als dialoog met een ander, aan het verschil dus. Eric Prenowitz, vertaler in het Engels en Monica Fio-rini, vertaalster in het Italiaans, wijden hun artikel aan or, les lettres de mon père (1997), een boek waarin Cixous een portret van haar vader probeert te maken aan de hand van zijn brieven aan haar Duitstalige moeder. De tekst gaat volgens Prenowitz vooral over lezen en over het ontbreken van een definitieve, eenduidige waarheid, hetgeen directe gevolgen voor het vertalen heeft. Fiorini laat in haar artikel zien hoe ze heeft geprobeerd het veeltalige polyfone karakter (bijvoorbeeld de klankassociaties van or, ondermeer goud, maar ook Oran en twee letters uit de naam van Cixous' vader) en de intertekstuele ele- | |
| |
menten te behouden in het Italiaans. Een woord-voor-woordvertaling is bij de teksten van Cixous volstrekt onmogelijk, zo blijkt. Ook vertaler Engels Lynn K. Penrod vraagt zich af hoe je het palimpsestkarakter van de teksten van Cixous kunt vertalen, aangezien de auteur ogenschijnlijk banale woorden (zoals ‘une penderie’, hangkast) oplaadt met ontelbare nieuwe betekenissen en betekenisverschuivingen.
Het derde deel heeft als thema het vertalen van seksuele differentie, hét centrale aandachtspunt in Cixous' theoretische werk. Volgens Nadia Setti, vertaalster in het Italiaans, moet de vertaler zich steeds bewust zijn van de ‘besluiteloosheid’ in de woordkeuze van Cixous om in de vertaling niet in eenduidigheid te vervallen, mannelijkheid, of vrouwelijkheid. Vrouwelijkheid is bij Cixous niet alleen gelegen in de syntaxis, maar ook in ritme, semantische structuren en interpunctie. Volgens Setti heeft het vertalen van teksten van Cixous vooral te maken met het luisteren naar de vele stemmen in haar werk. De teksten die overvloeien van betekenis moeten dus hardop worden gelezen. Isako Matsumoto die het essay ‘Le rire de la Méduse’ (1975) in het Japans vertaalde, stond voor een moeilijke opdracht, omdat Japanners onderscheid maken tussen een ‘mannelijke’ en een ‘vrouwelijke’ taal. De taal van vrouwen is beleefd, vol respect voor de ander en weerspiegelt de ondergeschikte positie van de vrouw in de Japanse samenleving. In haar essay vertelt Matsumoto hoe ze in het Japans een minder conventionele taal probeerde te vinden om recht te doen aan het assertieve vrouwelijke subject uit ‘De lach van Medusa’.
In het laatste deel, ‘Translating Other's Culture, or Translating Words into Bodies’, ten slotte komen naast het lichaam postkoloniale thema's aan de orde. Anu Aneja wijdt haar essay aan haar vertaling van L'Indiade, ou l' Inde de leurs rêves (1987) in het Hindoestani. Ze toont aan hoe complex de vertaling was, onder meer omdat L'Indiade op een bepaalde manier al een vertaling was van de hand van de auteur van de Indiase cultuur in het Frans. In deze laatste sectie staat ook een artikel van de in Nederland wonende theatermaakster Liliana Alexandrescu, regisseur van Portret van Dora (vertaald door Camille Mortagne e.a.) en vertaalster van de Franse tekst uit 1976 in het Roemeens.
Wat opvalt in Joyful Babel is de rijkdom aan inzichten die de vele verschillende vertalers bieden. De opzet om aan de hand van essays van de vertalers zowel een bijdrage te leveren aan theoretische inzichten over vertalen, als nieuwe inzichten te bieden in het boeiende werk van Cixous, is zonder meer geslaagd te noemen. Juist door vanuit vertaalperspectief naar haar werk te kijken wordt duidelijk hoe origineel, veeltalig en kosmopolitisch deze auteurs is.
| |
Theo Verbeek
Immanuel Kant, Kritiek van de zuivere rede, ten geleide, vertaling en annotaties Jabik Veenbaas & Willem Visser, Amsterdam: Boom, 2004 (ISBN 90 5352 702 8)
Zonder de Kritik der reinen Vernunft (1781) zou Immanuel Kant (1724-1804) zeker bij het grote publiek thans volledig vergeten zijn. Het is de Kritik die de filosofie van Kant ‘klassiek’ gemaakt heeft. Niettemin roept zijn werk grote problemen op. Aangezien dit een tijdschrift voor vertalers en over vertalingen is, moet ik de neiging om op het werk van Kant zelf in te gaan onderdrukken en me beperken tot de kwaliteit van de voorliggende vertaling. Daarvoor gebruik ik drie ijkpunten: 1) de vertaling van de technische termen; 2) de weergave van Kants idioom; 3) de kwaliteit van het Nederlands.
Wat de vertaling van de technische termen betreft hebben de vertalers in het algemeen voor de verstandigste oplossing gekozen: ze blijven zo dicht mogelijk bij het origineel. Dus Apperzeption
| |
| |
wordt ‘apperceptie’, Verstandesbegriff wordt ‘verstandsbegrip’, Urteilskraft wordt ‘oordeelsvermogen’, etc. Het geeft de tekst weliswaar een soms wat barbaars aanzien, maar men kan zich troosten met de gedachte dat de Duitse lezer dezelfde gewaarwording heeft. Lelijk en strikt genomen onjuist is de vertaling van Elementarlehre als ‘basisleer’ (dat zou de nog altijd lelijke maar in elk geval niet onjuiste term zijn als het om, bijvoorbeeld, de Elementen van Euclides ging, terwijl het hier eerder om ‘element’ in de zin van ‘bouwsteen’ of ‘grondstof’ gaat). En soms zijn er problemen met woorden die bij Kant weliswaar een technisch gebruik hebben, maar die ook in de omgangstaal voorkomen. Zo wordt Witz vertaald met ‘scherpzinnigheid’ (p. 71), terwijl het volgens Kant gaat om ‘das Vermögen zum Besonderen das Allgemeine anzudenken’ (Anthropologie, i, p. 44), dus ongeveer wat men in het Engels wit zou noemen en in het Frans esprit. Toegegeven: het begrip speelt in de gegeven context geen echt belangrijke rol. Dat kan men niet zeggen van het vaak voorkomende Naturwissenschaft (bijvoorbeeld p. 73). Dit wordt vertaald als ‘natuurwetenschap’ - een term die bij ons verschillende wetenschappen omvat, terwijl het voor Kant bijna altijd gaat om fysica en mechanica, een enkele keer om chemie, maar nooit om biologie of fysiologie. Ik zou geen bezwaar hebben tegen ‘natuurkunde’, want dat is wat het meestal betekent. Sitten kan men weliswaar vertalen als ‘zeden’ maar bij ons heeft dat een andere connotatie dan in het Duits - een betere vertaling zou ‘moraal’ of ‘moraliteit’ zijn.
Vernunftschluss wordt vertaald als ‘syllogisme’ ondanks het door Kant zelf gemaakte voorbehoud (p. 341-342). Maar de Vernunftschlüsse (ook wel Vernunfturteile) waarom het gaat hebben meestal niet de vorm van een syllogisme - het zijn conclusies die op een specifiek principe van de rede gebaseerd zijn (bijvoorbeeld, dat ik, als ik met een gebeurtenis geconfronteerd word, ervan uitga dat die een oorzaak heeft). Gemüt wordt vertaald met ‘geest’ (bijvoorbeeld p. 122) terwijl ‘bewustzijn’ (mind) toch echt beter zou zijn. Op zulke punten zijn de vertalers filosofisch naïef.
Met betrekking tot Kants idioom (en het Duitse idioom in het algemeen) is er geen reden tot voldoening. De vertalers merken op dat Kant ‘omslachtig en onhandig formuleert’, dat ‘zijn zinnen vaak lang en grammaticaal ondoorzichtig zijn’, en dat hij zichzelf ‘onnodig herhaalt’ (p. 41). Allemaal min of meer waar - Kant kan een acute migraine veroorzaken. Maar het is nu eenmaal zijn stijl en een vertaler zou tenminste zijn best kunnen doen om die waar mogelijk te handhaven. Deze vertalers maken de keuze om lange periodes in een aantal hoofdzinnen op te delen. Dat geeft de tekst niet alleen een dreunend staccato, maar leidt soms ook tot accentverschuivingen die zinstorend zijn. Hier een kenmerkend voorbeeld:
Der Metaphysik, einer ganz isolierten spekulativen Vernunfterkenntnis, die sich gänzlich über Erfahrungsbelehrung erhebt, und zwar durch blosse Begriffe (nicht wie Mathematik durch Anwendung derselben auf die Anschauung), wo also Vernunft selbst ihr Schüler sein soll, ist das Schicksal bisher noch so günstig nicht gewesen, dass sie den sicheren Gang einer Wissenschaft einzuschlagen vermocht hätte; ob sie gleich älter ist, als alle übrige, und bleiben würde, wenngleich die übrigen insgesamt in dem Schlunde einer alles vertilgenden Barbarei verschlungen werden sollten.
In de vertaling worden dit twee hoofdzinnen. In de tweede zin wordt bovendien de bijzin voorop geplaatst:
De metafysica is volledig op zichzelf staande redekennis, die zich volkomen
| |
| |
boven kennis uit ervaring verheft en zich alleen op begrippen baseert (zonder die op de aanschouwing toe te passen, zoals de wiskunde), zodat daar de rede zijn eigen leerling moet zijn. Ofschoon ze ouder is dan alle andere wetenschappen en zelfs behouden zou blijven als alle overige wetenschappen in de afgrond van een alles verdelgende barbarij zouden verzinken, is haar het lot tot dusver niet zo gunstig gezind geweest, dat ze de zekere weg van een wetenschap kon inslaan. (p. 75)
Wat in het origineel als bij de lezer bekend werd verondersteld, wordt nu als een soort definitie door Kant geponeerd. Bovendien gaat het verband dat er volgens Kant bestaat, tussen het feit dat de metafysica niets met ervaring heeft uit te staan en het feit dat ze niet vooruit komt, verloren. ‘Zich baseren op begrippen’ is niet hetzelfde als ‘door middel van (durch) begrippen’; (sich erheben en durch Begriffe worden bovendien in de vertaling uit elkaar gerukt). Ob sie gleich is ‘hoe zeer ze ook’, eerder dan ‘ofschoon’. En dat de metafysica ‘behouden zou blijven’ behoeft op zijn minst een toelichting: niet metafysica als discipline blijft ‘behouden’ maar de behoefte aan ‘metafysica’ (en daarmee allerlei speculaties die men ‘metafysica’ kan noemen). Het voorbeeld suggereert ook dat de vertalers niet op de hoogte zijn van het feit dat in het Duits, anders dan in het Nederlands, een relatieve bijzin altijd voorafgegaan wordt door een komma, ook als de bijzin bepalend is. Het Nederlands laat de komma tussen ‘speculatieve redekennis’ (waarom niet ‘speculatieve kennis van de rede’) en ‘die zich volkomen boven kennis uit ervaring verheft’ (waarom niet ‘die boven alle ervaring uitgaat’, of nog letterlijker ‘die uitgaat boven alles wat de ervaring ons leert’?) gewoon weg. Het is verder storend dat de vertalers het bepalend lidwoord doorgaans gewoon van het Duits overnemen, ook waar wij dit in het Nederlands (dat op dat punt veel meer lijkt op het Engels) zouden weglaten. Zo luidt de titel van deel 2 ‘De transcendentale logica’; van de eerste sectie daarvan ‘De logica in het algemeen’ (en als men toch het bepalend lidwoord wil
handhaven, dan zou ‘over de logica in het algemeen’
beter zijn); van afdeling I ‘de transcendentale analytica’, etc. En ten slotte kennen ze slecht Duits. Een müssiger Philosoph is geen ‘luie filosoof’ (p. 351), maar een onpraktische filosoof - het feit dat het hier over Plato gaat, had ten minste een bel kunnen doen rinkelen. Op dezelfde bladzijde wordt gesproken over Plato's Staat als een Beispiel von erträumter Vollkommenheit - ‘gedroomde perfectie’ zeggen de vertalers. Maar erträumt is ‘door de droom voortgebracht’, ‘wat alleen in de droom kan bestaan’, en ‘gedroomd’ is dus op zijn minst vlak. De aanhef van de opdrachtbrief aan von Zedlitz (p. 58; p. 70) moet natuurlijk niet ‘geachte heer’ zijn, maar zoiets als ‘Hoogedelgestrenge’ (Gnädiger Herr). En de ondertekening is niet ‘gehoorzame dienaar van Uwe Excellentie’ (wat ik nog nooit onder een brief heb aangetroffen) maar ‘van Uwe Excellentie de gehoorzame dienaar’ (wat in de achttiende eeuw min of meer courant is). Enzovoorts! Afgezien van dit laatste voorbeeld, dat eerder een anachronisme is, moet men zeggen dat de vertalers doorgaans klakkeloos het woord gekozen hebben dat qua klank het dichtst in de buurt van het Duits komt.
Dat maakt dat ook de kwaliteit van het Nederlands - in filosofische teksten toch al vaak problematisch - vaak belabberd is. Toegegeven, het Duits is ook niet altijd ideaal, maar het minste dat men van een vertaling mag verwachten is dat ze niet moeilijker is dan het origineel. Deze vertaling is dat meer dan eens: ‘Dat succes dankt de logica aan de beperking die haar het recht geeft’ (p. 72) voor: Dass es der Logik so gut gelungen ist, diesen Vorteil hat sie bloss ihrer Eingeschränktheit zu verdanken - ‘haar beperktheid’ (in dit geval gevolgd door een komma) zou de zaak een stuk duidelijker gemaakt hebben (en dan treur ik
| |
| |
allang niet meer om wat er verloren gaat door het feit dat de woordvolgorde wordt omgedraaid). ‘Het gaat hier om een kenmerk aan de hand waarvan we met zekerheid zuivere kennis van empirische kunnen onderscheiden’ (p. 95) is een wel zeer platte vertaling van Es kommt hier auf ein Merkmal an, woran wir sicher ein reines Erkenntnis von empirischen unterscheiden können - dus eerder ‘het komt er op aan dat men een criterium heeft’. ‘De ruimte stelt helemaal geen eigenschap van deze of gene dingen op zichzelf voor, en stelt die dingen ook niet in hun onderlinge verhouding voor, d.w.z. ze vormt geen bepaling die tot de objecten zelf behoort’ (p. 125) is als vertaling van Der Raum stellet gar keine Eigenschaft irgendeiniger Dinge an sich, oder sie in in ihrem Verhältnis auf einander vor, d.i. keine Bestimmung derselben, die an Gegenständen selbst haftete noch fraai noch erg duidelijk - beter ware het geweest om te zeggen: ‘de ruimte is niet de voorstelling van een eigenschap van de dingen zelf of van hun onderlinge verhouding, dat wil zeggen, het is er geen bepaling (eigenschap) van (derselben - dat is, van die dingen), die inherent zou zijn (haftete) aan de objecten’. En ‘deze of gene dingen’ voor irgendeinige Dinge (‘weet-ik-veel-wat-voor-dingen’) is natuurlijk idioot. Zeker, ook het Duits is in dit geval moeilijk - Raum is zowel voorstelling of begrip (stellet vor) als eigenschap (Bestimmung) - maar het kan niet de taak van de vertaler zijn om het de lezer extra moeilijk te maken.
Sommigen zullen dit kleinigheden vinden en menen dat de lezer die bereid is zijn best te doen er evengoed wel uitkomt. Maar het zijn geen kleinigheden (nog afgezien van het feit dat een grote hoeveelheid kleinigheden evenveel massa heeft als een handjevol blunders). En de lezer komt er niet uit (tenzij hij voortdurend teruggaat naar het origineel - dat wil zeggen, tenzij hij de vertaling niet nodig heeft). Een gemiste kans dus.
| |
Désirée Schyns
Linguistica Antverpiensia New Series 2/2003. Translation as Creation: the Postcolonial Influence by Aline Remael & Ilse Logie (eds.), Hogeschool Antwerpen Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken.
Op 12 en 13 maart 2003 vond in Antwerpen op het Hoger Instituut voor Tolken en Vertalers een colloquium plaats met als titel: Het eigene en het vreemde, ontmoeting van culturen in tekst en vertaling. Uitgangspunt was dat vertalers van literatuur in het Nederlands steeds meer te maken krijgen met meertalige en multiculturele elementen uit weliswaar bekende taalgebieden (Spaans, Frans, Engels of Duits) maar die toch heel wat vertaalproblemen kunnen opleveren. Hoe vind je bijvoorbeeld Nederlandse equivalenten voor de ‘Kanakensprache’ in het Duits van de Turks-Duitse auteur Feridun Zaimoglu, of voor de sterk door oraliteit gekleurde bedoeïenentaal van de Frans-Algerijnse Malika Mokeddem? Het meest recente nummer van Linguistica Antverpiensia New Series is gewijd aan de ontmoeting met het vreemde, aan vertaling in een geglobaliseerde wereld en kreeg als uitdagende titel Translation as creation mee. In een wereld van economische en politieke globalisering, diaspora en emancipatie in voormalige koloniën, worden binaire opposities zoals tussen noord en zuid, centrum en periferie, maar ook tussen bron- en doeltaal, teniet gedaan, zodat we wellicht in een hybride tijdperk zijn aanbeland waarin we met betrekking tot vertalen niet meer over ‘equivalentie’ spreken, maar over ‘vertalen als schepping’, niet in de laatste plaats omdat vertalen vooral ingebed is in een of meerdere culturen.
Er zijn twee secties met elk respectievelijk acht en tien bijdragen. De artikelen in de eerste sectie hebben als onderwerp hoe vertaling bijdraagt aan hedendaagse literaire teksten. Zo legt Maria Tymoczko een link tussen hedendaagse Ierse literatuur en vertalingen uit voorgaande
| |
| |
eeuwen. Dora Sales Salvador schrijft in haar Spaanse artikel over de Peruaan José María Arguedas en de Indiase auteur Vikram Chandra. Onder invloed van de kolonialisering hebben beiden een andere moedertaal dan de taal waarin ze schrijven; Arguedas groeide op in een van de talen van het Andes-gebergte en Chandra in het Hindi. Volgens Salvador is vertalen voor deze beide schrijvers een vorm van herschrijven. Catriona Cunningham schrijft over de Frans-Caraïbische auteur Chamoiseau en zijn voortdurend gependel tussen twee talen. Vanuit Noord-Afrikaans perspectief is er aandacht voor de Marokkaan Abdelkebir Khatibi en zijn essay met de veelzeggende titel Amour bilingue en de Algerijnse Assia Djebar. Bij beide auteurs speelt veeltaligheid, vertalen en het schrijven in de taal van de voormalige kolonisator een belangrijke rol. Djebar spreek in dit verband van een Nessustuniek, de Franse taal is voor haar als het ware een vergiftigd geschenk. Wat het Duits aangaat is er aandacht voor hybriditeit en transculturaliteit bij twee in het Duits schrijvende Turkse auteurs: Dilek Zapctioglu en Emine S. Özdamar. De twee schrijfsters zijn emigranten en komen uit een land dat nooit door de Duitsers is gekolonialiseerd.
Het tweede deel van het tijdschrift in boekvorm is gewijd aan ‘Translation strategy, translation policy, translation theory’ en gaat nader in op theoretische aspecten van het vertalen van teksten van multiculturele auteurs. Hoe slagen vertalers erin de binaire en vooral hiërarchische oppositie van zelf en ander te doorbreken, hoe kunnen zij het vreemde in hun eigen wereld toelaten? Ovidi Carbonell belicht het concept van exotiserend vertalen en pleit ervoor dat vertalers een groot bewustzijn ontwikkelen voor het vreemde en het andere van de tekst die ze vertalen. Rosario Martín Ruano stelt dat de terminologie van translation studies niet langer voldoet in het geval van taalkundig ambivalente en veeltalige teksten, omdat de termen gebaseerd zijn op binaire opposities. Ook uitgeverijen en de ligging van de afzetmarkt spelen een rol bij vertalen. Dat geldt niet alleen voor vertalingen uit het Nederlands in het Engels/Amerikaans, maar ook voor in het Spaans vertaalde literatuur die door het voormalige moederland aan Latijns-Amerika wordt opgedrongen als gevolg van het beleid van Spaanse uitgeverijen. Verder zijn er onder meer bijdragen over het vertalen van Portugees-Afrikaanse literatuur uit Mozambique, postkoloniale Indiase literatuur in het Duits en de relatie tussen Gaelic en Engels.
Alle artikelen leveren een boeiende bijdrage aan de centrale vraag hoe vertalen kan omgaan met transculturaliteit Dat er nieuwe uitdagingen liggen voor translation studies wordt door deze rijke aflevering van Linguistica Antverpiensia duidelijk. Een belangwekkend inzicht dat uit de artikelen naar voren komt is dat we door bestudering en vertaling van hybride teksten beter begrijpen dat vertaling als representatie ideologie-gebonden is en niet neutraal.
|
|