H. de Q[uack] 1833; A.D. Wouters 1839; H.O[p den Kamp] 1839; Anoniem, Gent, 1840; Anoniem, Den Haag, 1841. Op een grotere afstand in de tijd volgen nog Jos. Witlox (1896), Frans Erens (1906) en R. Buckins en V. de Byser (1926). Daarna is het in de Nederlanden erg stil geworden rond Pellico, ook rond zijn overige werk, terwijl bijvoorbeeld zijn op een episode uit Dante gebaseerde toneelstuk Francesca da Rimini (1815) in de negentiende eeuw niet minder dan vier vertalingen heeft gekregen: H. Rooseboom 1839; Anoniem, Doesburg, 1850; P.H. de C[lerq] 1875; A.M. Kollewijn 1898.
In de negentiende eeuw (minstens tot 1864, toen er een gezamenlijke officiële spelling werd ingevoerd) was het overigens niet ongewoon dat er van hetzelfde werk vrijwel gelijktijdig een Vlaamse en een Nederlandse vertaling verschenen. Dat is onder meer het geval bij de strijdbaar katholieke romans van Antonio Bresciani (1798-1862): L'ebreo di Verona (twee verschillende anonieme vertalingen, respectievelijk bij Daamen in Terborg en bij Vander Schelden in Gent, 1859) en Lionello (anoniem, Van Belle in Rotterdam en anoniem [Karel de Graef], Vander Schelden in Gent, 1860).
Vanaf ongeveer 1875, in de periode van het realisme en het verisme (de Italiaanse variant van het naturalisme), doet zich duidelijk een stroomversnelling voor: niet alleen worden er in die kwarteeuw meer vertalingen gepubliceerd dan in de voorafgaande driekwarteeuw, ook de tijd die verloopt tussen het verschijnen van het origineel en dat van de vertaling wordt aanmerkelijk korter. Er valt ook nog een andere evolutie te noteren: steeds vaker worden de vertalingen rechtstreeks uit het Italiaanse origineel gemaakt, terwijl ze in de voorafgaande periode in ongeveer de helft van de gevallen via een tussenvertaling tot stand kwamen (meestal via het Frans of het ‘Hoogduits’, slechts een enkele keer via het Engels of - in het geval van hagiografieën - het Latijn). De hernieuwde belangstelling voor de eigentijdse Italiaanse literatuur resulteert ook in een aantal hervertalingen.
Zo verscheen van Daniele Cortis (1885) van Antonio Fogazzaro in 1891 onder de gelijknamige titel een anonieme vertaling bij Beyers in Utrecht en in 1902 bij Honig, eveneens in Utrecht, een nieuwe vertaling van E.J.T onder de titel Tweestrijd. Voor die laatste uitgever vertaalde E.J.T in datzelfde jaar ook Fogazzaro's Piccolo mondo antico (Donkere dagen,1896), dat echter tot 1945 moest wachten op een hervertaling (De kleine wereld, vertaald door Carla Simons).
De grote romans van de vaandeldrager van het verisme, Giovanni Verga (1840-1922), I Malavoglia (1881) en Mastro Don Gesualdo (1889), werden al zeer snel in het Nederlands vertaald (De Malavoglia's, zonder vertalersnaam, Beyers, Utrecht, 1881 en Don Gesualdo, vertaald door W.F. de Jonge, zelfde uitgever, 1890). Ze werden pas in de jaren vijftig hervertaald, allebei door André M. Pols (Het huis bij de mispelboom, Antwerpen, Die Poorte, 1952 en Baas Don Gesualdo, zelfde uitgever, 1956). Het is enigszins verwonderlijk dat er sindsdien voor deze mijlpalen van de Italiaanse roman geen nieuwe vertaler (of uitgever) is opgestaan.
Het werk van Edmondo De Amicis (1846-1908), en voornamelijk dan zijn reisverhalen, werd tussen 1875 en 1900 vrij uitgebreid vertaald. Merkwaardigerwijs is er slechts één echte hervertaling aan te wijzen, en dan nog van een werk dat pas diep in