meer te zeggen heeft, hoe levendig ik het me verder ook kan voorstellen dat vertalers van Joyce, Schmidt, Gadda of Celan, om er maar een paar te noemen, graag bij hun auteurs te rade waren gegaan. Maar als de auteur nog leeft, is het verlangen bijna onweerstaanbaar om hem te vragen hoe hij dit of dat bedoeld heeft, of om zijn instemming met een voorgestelde interpretatie te krijgen. Gerespecteerde vertaalwetenschappers zoals Christiane Nord besteden in datgene wat ze ‘vertaalrelevante tekstanalyse’ noemen ellenlange bladzijden aan het achterhalen van de intentie van de auteur. En in het programma van vele vertaalworkshops is het bezoek van de vertaalde auteur een vast onderdeel. Als interessant onderdeel van een cursus of als ontmoetingsmoment tussen schrijvers en vertalers met het oog op het uitbreiden van het netwerk in de republiek der letteren betwist ik de waarde daarvan niet, maar als moment waarop de interpretatorische waarheid bezegeld zou worden, vind ik het problematisch.
Maar ik laat me ook graag beleren, en als vertalers de ervaringen opschrijven die ze hebben opgedaan tijdens ontmoetingen met hun auteur - ontmoetingen waarbij het alleen om het vertalen van zijn werk ging - ben ik er als de kippen bij om te zien of bovenvermelde leesregel eventueel niet te falsifiëren en bij te stellen is. In Der Butt spricht viele Sprachen vertelt een twintigtal vertalers van Günter Grass over hun ervaringen tijdens de vertaalseminars die op initiatief van Grass zelf sinds 1978 regelmatig plaatsvinden. De vertalers komen uit alle hoeken van de wereld een week lang bij elkaar op kosten van de uitgeverij van de schrijver. Hun reis wordt betaald door de uitgeverij waar de vertaling verschijnt, zo heeft Grass bepaald. Dat is op het eerste gezicht een fantastisch initiatief, al was het maar, zoals gezegd, als vorm van ‘netwerken’.
Toch blijkt uit de eerste zin van het boek een reden voor de bijeenkomsten die op het eerste gezicht legitiem klinkt, maar op het tweede toch wenkbrauwen (de mijne althans) doet fronsen: ‘Es war einmal ein Schriftsteller, dem hatte man erzählt, dass die Übersetzungen seiner Werke in fremde Sprachen nicht immer über jeden Verdacht erhaben waren.’ Problematische vertaalkwaliteit dus; en hoe verbeter je die: doordat de auteur zich een week lang ter beschikking stelt en zich over zijn werk laat uithoren. In het hele boek komt geen kwaad woord voor over deze aanpak, maar in tegendeel enkel lof; één stem voor vele: ‘Jede Minute war erfüllt von intensiver Arbeit oder einem ebenso intensiven Beisammensein in einer der Dorfschenken nach einem langen Arbeitstag.’ (12) Bij de eerste samenkomst in 1978 hebben de deelnemers op instigatie van Grass zelfs een communiqué opgezet dat via de pers verspreid werd en waarin andere auteurs opgeroepen werden om hetzelfde met hun vertalers te doen. Op verschillende plaatsen in het boek wordt betreurd dat er op het communiqué geen reactie gekomen is. Had dat niet tot nadenken moeten stemmen?
Wat vragen de vertalers zoal? Zij blijken vooral geïnteresseerd te zijn in de eigenaardige omgang van Grass met het Duits, zijn woord(ver)vormingen, neologismen en zijn vaak eigenaardige syntaxis, zijn gebruik van dialect; ze vragen vooral naar geografische, etnografische en historische realia: ‘Was ist ein Kuttelfleck?’ (128) Vooral naar vertaalproblemen dus die ook wel langs andere weg op te lossen zijn, maar waarop de auteur sneller kan antwoorden.
Maar er wordt ook naar de waarde van interpretaties gevraagd. Een Zweedse vertaalster noteert: ‘Ich fragte Grass, ob nicht diese Stelle eine der wichtigsten in dem Roman sei. Doch, meinte er, (...).’ (13) De auteur is voor de meerderheid van de vertalers een interpretatie-autoriteit. Verschillende vertalers vertellen over hun goede gevoel wanneer Grass vindt dat zij hem goed begrepen hebben: ‘Nachmittags schliessen wir die Arbeit ab. Freilich, nicht alle Fragen haben gestellt werden können, die meisten aber