taalde ik Michel Onfray. Die citeert Schopenhauer. Moest ik op zoek naar dat citaat Die Welt als Wille und Vorstellung van Schopenhauer doorlezen, zestienhonderd pagina's! Je kunt zo'n citaat uiteraard niet uit het Frans vertalen, je moet het rechtstreeks uit het Duits vertalen.’
Aannemer: ‘Christenenzielen, wat een ramp. Een boek lezen van zestienhonderd bladzijden! Da's zowat 't ergste wat ik me kan voorstellen. Dan zal dat vertalen wel vorstelijk beloond worden.’
Leonie: ‘Nee, dat valt tegen. 't Is ongelofelijk veel werk voor ongelofelijk weinig geld. Maar als je een goed boek onder handen hebt, geeft het reuze veel voldoening. Het is dan een taak, en ik heb gemerkt dat je maar op één manier echt gelukkig wordt: door je met zo groot mogelijke toewijding te kwijten van een zware taak. En bij zo'n vertaling komt altijd van alles om de hoek kijken, je moet ervoor naar de Openbare Bibliotheek om van alles en nog wat op te zoeken, al kun je tegenwoordig haast alles vinden op internet je moet allerlei mensen raadplegen, zo'n vertaling brengt je overal, leert je een boel, vult je bestaan. Maar ja, soms valt er niks te vertalen en dan doe ik af en toe vrijwilligerswerk.’
Laten we even een tussenbalans opmaken. Pluspunten: Maarten 't Hart heeft oog voor de vele research die een vertaler soms moet doen, voor de schandalige onderbetaling (vraag: waarom heeft Leonie geen werkbeurs?) en voor de geestelijke verrijking die vertalen met zich meebrengt. Minpunten: hij vergeet de onvolprezen cd-rom's van de Digitale Bibliothek te vermelden (in dit geval met name Philosophie von Platon bis Nietzsche en Friedrich Nietzsche: Werke), overschat het belang van de openbare bibliotheek en - dat vooral - gaat volledig voorbij aan het talige aspect en de vertaalstrategie: de ronkende, typisch Franse intellectuele babbel van Onfray vergt in het Nederlands een wat nuchterder toon om nog leesbaar te blijven. Ik noteer dus voorlopig: zes min voor Maarten 't Hart.
In de rest van het boek komt het vertalen nauwelijks ter sprake, behalve in één veelzeggende passage. Als Leonie namelijk een enorm geldbedrag in handen krijgt (nee, geen werkbeurs), besluit ze te gaan doen wat ze altijd al heeft gewild: Les Thibault vertalen, de achtdelige roman fleuve van Roger Martin du Gard, ‘een van de mooiste romans uit de hele Franse letterkunde’. Of eigenlijk hoeft ze maar net iets meer dan de helft te doen, want deel één en twee zijn al ‘uitmuntend vertaald’ door Constant van Wessem, en deel zeven is verschenen ‘in een goede vertaling van Bernard Bekman’. Ai! Die Leonie mag dan ineens veel geld hebben, veel eergevoel heeft ze blijkbaar niet. Of is die roman van Martin du Gard nu ook weer niet zo mooi dat hij in het Nederlands één constante stem verdient, de stem van Leonie Kuypers?
Ze gaat direct aan het werk: ‘Ik sloeg deel drie van Les Thibault open, nam een pen, bekeek het eerste zinnetje van de vele duizenden die ik zou gaan vertalen: “Les deux frères longeainent la grille du Luxembourg.” Ik schreef “De twee broers...” en terwijl ik schreef kwam het hele boek weer terug, en de zomervakantie waarin ik het had gelezen.’