Patty Krone
Lezen zonder potlood
Onleesbaar! Niet te pruimen! Voor een vertaler is het lezen van een vertaling vaak geen pretje, want als het tegenzit doemen er tijdens het lezen van zo'n tekst om de haverklap, als lastige verkeersdrempels op een mooie weg, stukken, flarden, brokken brontaal op, obstakels die afleiden, die ophouden, die onbelemmerd en zorgeloos ‘lekker doorlezen’ in de weg staan. En daar vallen vertalers natuurlijk over. En daarom zijn het vaak miezerige lezers, met een venijnig potlood gewapende mierenneukers, die niet erg snel tevreden zijn. Of laat ik voor mezelf spreken: erg snel tevreden ben ik niet. Geef me een vertaalde tekst en ik val over komma's, over haperende constructies, over ontspoorde zinnen, over verdwaalde zinsdelen en over op drift geraakte woorden, en ik streep ze allemaal aan, met potlood (Pentel 0,5 mm). Ik val erover ondanks mezelf, want liever las ik gewoon door - ik lees immers omdat ik kennis wil nemen van hetgeen de door mij uitgezochte schrijver te melden heeft. Maar een zorgeloze, naïeve lezerservaring is voor mij - waar het vertaalde teksten betreft - helaas niet al te vaak weggelegd.
En zo verging het me ook met Underground (of Een held van onze tijd) van Vladimir Makinin. Met het potlood in de hand worstelde ik me door de eerste honderd pagina's heen. Wat was dit voor tekst? Hij schoot alle kanten op. Stilistisch gezien geen touw aan vast te knopen. Volkomen incoherente zinnen, bonte hink-stap-sprongen, zinsdelen tussen haakjes - waarom geen komma's vroeg ik me geërgerd af - storende overgangen, een kakelbont geheel. Honderd pagina's duurde het tot ik doorhad dat hier geen sprake was van verkeersdrempels: dit moest de consequente weergave zijn van de bonkige weerbarstigheid van de tekst zélf, een wervelende, van wodka en mededogen vervulde voortrazende vertelling, een machtig portret van het leven van voormalige underground kunstenaars in het nieuwe post-sovjet Moskou.
Gewend als ik ben om dag in dag uit onder het tapijt van schrijvers te kijken, om uiteindelijk te komen tot díe vertaling waarin - idealiter - alle elementen uit de brontekst zonder verlies van connotaties terecht komen in de doeltekst zonder daar echter op enig niveau sporen van de brontaal achter te laten, ben ik, zoals gezegd, allergisch geworden voor teksten die die sporen wél dragen. Dat een vertaler valt over een zin als: ‘Al mijn ramen weigerden rechtstreeks uitzicht op straat’ (Nicola Lecca, Portret in zwart, p. 39), spreekt voor zich, maar ook minder evidente, ‘verborgen’ sporen worden bij mij al snel tot huizenhoge obstakels die mijn leesplezier vergallen. De sporen van de brontaal werpen een muur op die het mij onmogelijk maakt de vertaalde